Vlaams Blok voorstander van het referendum

Het Vlaams Blok heeft op 1 maart 1994 een 'wetsvoorstel houdende organisatie van de wetgevende referenda en houdende wijziging van het kieswetboek' bij de Kamer ingediend. Indienaars waren Dewinter en Van Overmeire.

Het voorstel van het Vlaams Blok behelst de invoering van een referendum op federaal niveau op aanvraag van 100.000 kiesgerechtigden. Deze handtekeningendrempel is erg laag en vergelijkbaar met de Zwitserse norm. Positief is eveneens dat het voorstel geen onderwerpen uitsluit van direct-democratische besluitvorming.

Een negatief punt is dat het Vlaams Blok ook het 'referendum van bovenaf' wil invoeren. Eén derde van de Kamerleden zou volgens het Vlaams Blok-voorstel een referendum kunnen initiëren. Deze maatregel is onlogisch en overbodig.

Hij is onlogisch omdat er geen reden bestaat om aan de Kamerleden inzake direct-democratische besluitvorming meer gewicht of een andere rol toe te kennen dan aan de gewone burgers. Kamerleden hebben in een volwaardige democratie een mandaat om besluiten te nemen over alle politieke aangelegenheden waarover de burgers niet rechtstreeks willen beslissen. Indien de burgers op een bepaald ogenblik wél rechtstreeks willen beslissen, laten zij dit weten via het halen van een handtekeningendrempel. In dat geval gaat het besluitvormingsmandaat naar de verzameling van effectieve kiezers. Het zijn dus de burgers, en zij alleen, die soeverein beslissen over de wijze (langs vertegenwoordigende weg of direct-democratisch) waarop de besluitvorming tot stand komt. Kamerleden noch andere instanties kunnen op dit domein tussenkomen zonder de volkssoevereiniteit aan te tasten. Men mag niet vergeten dat de Kamerleden het mandaat van de burgers aanvaard hebben: zij hebben zich ertoe verbonden de besluitvorming waar te nemen in de mate dat de burgers niet direct wensen te beslissen.

De maatregel is ook overbodig omdat de partijen of organisaties waartoe de Kamerleden behoren, zelf de nodige handtekeningen voor een referendum kunnen verzamelen.

 

Commentaar

Men kan zich natuurlijk wel afvragen welke reële inhoud het onderscheid tussen 'democratische' en 'ondemocratische' partijen inhoudt, dat ten grondslag ligt aan het 'cordon sanitaire' rond het Vlaams Blok, indien men ziet dat de 'democratische' CVP een volwaardige democratie blijft afwijzen en het 'ondemocratische' Vlaams Blok de burgers wel directe zeggenschap wil geven. Vanzelfsprekend gaapt er altijd een diepe kloof tussen wat een partij zegt in haar programma en wat diezelfde partij echt wil. Partijen die in de oppositie vastgeklonken zitten, blijken over het algemeen meer sympathie voor directe democratie te hebben, en ter zake zal het Vlaams Blok wel geen uitzondering vormen. Het kan zijn dat het Vlaams Blok veel minder enthousiast zou zijn indien deze partij een meerderheidspositie zou bekleden.

Wat een partij ten gronde wil, hangt vaak samen met de intieme overtuiging van haar leiders en met de politieke herkomst en sociologische samenstelling van haar basis. Alle partijen hebben een soort 'visceraal programma', dat verregaand kan verschillen van wat officieel wordt neergeschreven. Het 'cordon sanitaire' berust in wezen op de overtuiging dat het 'visceraal programma' van het Vlaams Blok niet deugt en gevaarlijk, antidemocratisch en fascistisch is. Daarbij wordt bijvoorbeeld verwezen naar allerhande extreemrechtse groepen waarmee deze partij via overlappende lidmaatschappen sociologisch is gelieerd.

Maar door te focussen op het 'visceraal programma' van het Vlaams Blok, dreigt men een belangrijk punt uit het oog te verliezen. De geschiedenis herhaalt zich nooit. Men kan zeggen dat in ons politiek bloed antilichamen tegen het virus van het fascisme werden gevormd. We herkennen vrij gemakkelijk het gevaar en de natuur van extreemrechts, veel beter dan mensen dit bijvoorbeeld konden rond 1920. En wij moeten dit gevaar inderdaad zorgvuldig in het oog houden en niet inslapen.

Maar de bedreiging komt ook vanuit een andere hoek. Er is niet alleen het 'klassieke' en relatief gemakkelijke extreemrechtse of fascistische virus. Er is ook een nieuwe, nog relatief onbekende kiem in circulatie, een virus dat 'houd de dief!' schreeuwt in de richting van extreemrechts en hierop alle aandacht focust, terwijl het ondertussen zichzelf in stilte verspreidt. Dit nieuwe virus zou weleens veel gevaarlijker kunnen zijn dan het oude, omdat wij er nog geen ervaring mee hebben, geen politieke antistoffen ertegen hebben opgebouwd en omdat het virus zich vooral bij de 'democratische' partijen heeft genesteld.

Een van de kenmerken van de nieuwe kiem is zeker dat hij zich een democratisch jasje aanmeet. Dat is ook logisch. De openlijk antidemocratische stromingen – nazisme, fascisme, communisme, de militaire regimes die Spanje, Portugal en Griekenland hebben geteisterd – zijn uiteindelijk allemaal gediscrediteerd, en als gevolg hiervan is het prestige van het democratische concept in de loop van de twintigste eeuw enorm toegenomen. Vrijwel alle regimes ter wereld voelen de noodzaak om zichzelf op een of andere wijze als 'democratisch' te betitelen, ook wanneer ze helemaal niet democratisch zijn.

Wat de nieuwe kiem blijkbaar doet, is, onder de democratische vlag, allerhande verworvenheden van de Verlichting en van de liberale revoluties uit de negentiende eeuw weer uithollen, en dit onder een 'democratische' en 'progressieve' vlag. Dit gebeurt gecoördineerd op verschillende domeinen.

* Eén middel bestaat erin om voortdurend soevereiniteit over te hevelen naar supranationale instanties, zoals de EU of het IMF, die daarna worden ingeroepen om 'onpopulaire maatregelen' te verantwoorden of door te drukken. De volkssoevereiniteit wordt afgebroken door de zelfstandigheid van de nationale staat af te breken zonder dat dit met een verdere ontwikkeling op democratisch vlak gepaard gaat. De volksvertegenwoordiging (en a fortiori de bevolking) krijgt hierdoor steeds minder beslissingsbevoegdheid, en steeds meer macht wordt overgedragen naar ongrijpbare en onzichtbare bovennationale cenakels.

* Een tweede tendens is de voortschrijdende bevoogding van de bevolking op het vlak van het vrije denken. Eén voorbeeld is de toenemende staatsinmenging in de religieus-wereldbeschouwelijke sfeer. In plaats van de scheiding tussen kerk en staat te voltooien, worden enerzijds banden geschapen en versterkt tussen een handvol staatsgodsdiensten (de 'erkende erediensten') terwijl anderzijds sinds de sektecommissie de vervolging van de andere religies en overtuigingen ('sekten' genaamd) is ingezet. Het onderwijs wordt via eindtermen, beroepsprofielen en talloze andere maatregelen inhoudelijk steeds verder ingekapseld in een ideologisch keurslijf. Bijvoorbeeld: een zelfstandige groep burgers kan maar moeilijk subsidies krijgen voor een zelf opgerichte school, terwijl een 'erkende eredienst' veel gemakkelijker zo'n school kan oprichten. Een objectieve reden voor dit verschil bestaat natuurlijk niet; de regeling is alleen bedoeld om de burgers onder de controle te dwingen van een van de zuiltjes van de multiculturaliteit, en aldus onder de hoede van de politieke macht.

* Een derde element is de sluipende versterking van de (onverkozen) uitvoerende macht. De regering eigende zichzelf bijvoorbeeld recent 'en stoemelings' het recht toe om naar willekeur alle gewenste documenten omwille van een niet sluitend omschreven 'staatsbelang' uit handen van het publiek en de justitie te houden. Agalev-senator Boutmans vestigde hierop de aandacht, maar voor het overige kreeg dit gebeuren nauwelijks enige weerklank in de pers.

* Het nieuwe politieke virus (NPV) is gericht op de terugdringing van de mens als autonoom denkend en beslissend wezen. Een cruciaal element hierin is de terugdringing van de rol van de familie als cultuurdrager. Alle vormen van staatsgezag hebben altijd al geprobeerd om de rol van de familie terug te dringen, omdat het cultuur- en denkleven in de gezinskern nauwelijks door de staat te controleren valt (zie bijvoorbeeld: F. Mount, The subversive family: an alternative history of love and marriage, Free Press: New York, 1992). De staat en de politieke klasse zullen daarom enorme transfers genereren om een autonome familiecultuur uit te bannen: families waar de kinderen thuis opgroeien en leren en spelen zijn verdacht en krijgen geen belastinggeld, maar scholen en kinderopvang voor tweeverdienersgezinnen worden zwaar gesubsidieerd. Zodra mensen gaan samenleven, krijgen ze minder pensioen of minder werklozen- of OCMW-steun, zonder dat hiervoor enige ethische basis bestaat – alsof samenleven als zodanig reeds verdacht is en ontmoedigd moet worden. Bob Vansant heeft in zijn laatste boek (Depressie is geen ziekte, 1999) nog eens gewezen op de gezinsvernietigende rol van het dwangmatig opgelegde tweeverdienersmodel. Momenteel lijdt ongeveer 12 procent der volwassenen en 6 procent van de kinderen aan depressie. De economische kost van depressie kan op 41 miljard per jaar geraamd worden. Welnu, deze depressie is geen biologische ziekte, maar een lifestylekwaal. Bob Vansant: 'Moeders komen voor hartverscheurende keuzes te staan. Terwijl hun hart breekt en ze het eigenlijk anders zouden willen, plaatsen ze hun kinderen in crèches en bij onthaalmoeders, uit angst hun toekomst te hypothekeren of hun werk kwijt te raken (...) Onderzoek bij dieren, in een latere fase ook bij mensen, heeft aangetoond dat baby's treuren en depressief worden als ze van hun moeder worden weggenomen. Qua lichaamshouding en -gedrag vertoonden deze baby's dezelfde karakteristieken als volwassen depressiepatiënten (...) Crèches leren kinderen zich zeer snel in te passen in onze gekke leefwereld. Samen eten, drinken, slapen, op het potje, waar hebben we dat nog gehoord? We kweken uniforme mensen. We krijgen ook meer en meer repressieve regels, hebben camera's nodig om mensen te observeren... Individualiteit vedwijnt.' (Vacature 20 fb., p. 6) Maar dat is precies wat het NPV beoogt: afhankelijke, controleerbare en gestroomlijnde mensen kweken. Bob Vansant pleit voor een 'serieus opvoedersloon' aan moeders die hun kind zelf willen opvoeden, maar het kan voorspeld worden dat de politieke klasse daartegen, net als tegen het basisinkomen, heftig verzet zal bieden; want zo'n gedecentraliseerde en oncontroleerbare opvoeding in autonome gezinnen tast hun macht in grote mate aan.

* Het virus streeft naar verzwakking van de horizontale verbanden in een gemeenschap en wil die vervangen door een net van verticale en staatsgecontroleerde verbanden. Ook hier gebeurt het hele offensief onder een 'progressieve' dekmantel, namelijk het zogenaamde streven naar een 'multiculturele samenleving'. Die 'multiculturele samenleving' wordt meestal zelfs als een voldongen feit voorgesteld, als een soort natuurgebeuren dat zich buiten onze wil om heeft voltrokken. In werkelijkheid kan een multiculturele samenleving nooit bestaan. Alleen multiculturele naast-elkaar-levingen zijn mogelijk. Want wat is cultuur? Cultuur is de modus waarop in een samenleving horizontale samenlevingsbanden worden gevormd. Of anders gezegd: cultuur is de matrix van menselijke waarden en mensvisies waarin de concrete intermenselijke omgang ligt ingebed. Vanuit deze cultuur, die leeft en evolueert, ontstaat voortdurend het recht. Recht is eigenlijk gestolde cultuur. Daarom kan een rechtsstaat nooit anders dan monocultureel zijn. Elders in deze Witte Werf wordt het recent onderzoek van Elchardus besproken, waaruit blijkt dat onze samenleving op het kerndomein van deze waarden wel degelijk monocultureel is en ook wil blijven.

Multiculturalisten promoten een valse definitie van cultuur. Voor hen is cultuur een amorfe verzameling bestaande uit de schone kunsten, omgangsvormen, taalgebruik en nog wat zaken. Maar muziek of omgangsvormen bijvoorbeeld zijn op zich geen cultuur; cultuur is datgene wat aan muziek of omgangsvormen diepte, waarde en betekenis geeft. Zonder cultuur vervalt kunst tot statussymbool of handelsobject, en omgangsvormen tot holle conventie.

Dit verlangen naar bevrijding van conventie en onechtheid leeft diep in de moderne mens. Dat geldt ook voor de democratie, die wij niet meer willen beleven als iets hols en conventioneels, maar als een realiteit. De klassieke, liberaal-burgerlijke rechtsstaat is thans dringend toe aan een metamorfose, niet in een valse 'multiculturele' of 'supranationale' richting, maar in kosmopolitische richting. Deze rechtsstaat moet niet afgebouwd, maar doorontwikkeld worden. De invoering van een integrale democratie is daarbij de hoofdinzet. Integrale democratie leidt niet naar een multiculturele samenleving, maar vormt integendeel juist het kernstuk van de cultuur in een kosmopolitische samenleving. Een kosmopolitische samenleving is dus monocultureel; ze kiest radicaal voor een democratische doortrekking van de waarden van de Verlichting. Maar zo'n kosmopolitische samenleving is wel multi-individueel. De cultuur van de kosmopolitische samenleving is de integrale democratie, die recht voortbrengt dat de vrijheid van het individu dient en de verscheidenheid van de individuen mogelijk maakt, in het besef dat slechts daadwerkelijk vrije individuen horizontale samenlevingsweefsels kunnen opbouwen.

De kosmopolitische samenleving is dus multireligieus, multimuzikaal, multigastronomisch enzovoort, in de zin dat ze de individuen alle mogelijke toegangen wil bieden op deze domeinen; maar tegelijk is ze monocultureel, precies omdat ze deze vrijheid wil. De meeste culturen willen die vrijheid immers niet. Het concept van 'multiculturele samenleving' is verwerpelijk, omdat het deze individuele vrijheid – waarnaar uiteindelijk ieder mens het recht heeft te verlangen – relativeert.

We zien precies op het vlak van de zogenaamde 'multiculturaliteit' heel goed hoe het NPV werkt. Het virus doet een beroep op het verlangen van de moderne mens naar een open samenleving gebaseerd op de grondwaarden van de Verlichting – om dan onder een valse vlag iets heel anders te verkopen, namelijk een maatschappij van versplinterde burgers, die alleen maar een formele en uitgeholde pseudodemocratie mogen smaken, en die worden uitgenodigd om te gaan schuilen onder de paraplu van een van de 'erkende' zuilen uit de officieel erkende 'multiculturele' waaier. Zizek (in Pleidooi voor intolerantie, Boom/Amsterdam, 1998) heeft ook erg precies aangeduid wat de economische herkomst is van deze 'post-politiek (...), belichaamd door de (...) samenwerking van verlichte technocraten (economen, opiniepeilers) en liberale multiculturalisten' (p. 25):

'Aanvankelijk functioneerde het kapitalisme (ideaal gesproken) binnen de grenzen van de natiestaat, en werd op passende wijze internationale handel (uitwisseling tussen soevereine natiestaten) gedreven; hierop volgde de koloniale relatie, waarbij de koloniale macht de kolonie (economisch, politiek en cultureel) onderwierp en uitbuitte. De laatste fase van dit proces is de paradox van de kolonisatie, waarbij alleen nog kolonies, en geen koloniale machten meer bestaan. De koloniale macht is niet langer een natiestaat, maar een multinational. Uiteindelijk dragen we niet alleen overhemden die in bananenrepublieken gemaakt zijn, maar wonen we zelf in een bananenrepubliek.'

'Uiteraard is het multiculturalisme de perfecte ideologie voor dit wereldkapitalisme: de houding die, vanuit een lege positie op de wereld, elke plaatselijke cultuur behandelt zoals de koloniaal de gekoloniseerde volkeren behandelt – als inboorlingen wier gebruiken zorgvuldig moeten worden bestudeerd en 'gerespecteerd' (...) Het multiculturalisme is een racisme dat de eigen positie van elke positieve inhoud ontdoet. De multiculturalist is geen directe racist, hij stelt specifieke waarden van zijn eigen cultuur niet tegenover die van de Ander. Niettemin behoudt hij deze positie als het bevoorrechte lege punt van universaliteit waar vanuit andere culturen kunnen worden gewaardeerd (en gedevalueerd).' (p. 48-49) Dit lege, 'boven-culturele' punt van waaruit het 'multiculturele standpunt' wordt ingenomen, is niets anders dan het standpunt van de economische macht, de moderne kolonisator, en van zijn dienaar, het politieke establishment. Terwijl de kernwaarde van de kosmopolitische samenleving juist de autonomie is van het individu (waarbij deze autonomie, ook en vooral ten overstaan van de economische macht, zelfs de kern uitmaakt van de kosmopolitische cultuur) is het concept van de 'multiculturele samenleving' het ideologisch vehikel waarmee de economische macht haar heerschappij in de hoofden van de mensen wil vestigen. In de geschiedenis van het Westen, en in deze eeuw ook definitief in de geschiedenis van de wereld als geheel, is sinds twee of drie eeuwen een geweldige emanciperende vector werkzaam geweest, de vector van de Verlichting – met de idealen van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid als hoofdcomponenten, en met het democratisch ideaal als speerpunt. Deze vector en de waarden die hij vertegenwoordigt, dat is onze ene en eigenlijke cultuur, en deze cultuur moet doorontwikkeld worden tot hij ook het economische bereik, dat nu zo autonoom en oppermachtig boven de individuen verheven lijkt, ten goede zal transformeren.

De ideologie van de 'multiculturele samenleving' beoogt de verduistering van dit inzicht, en daarom is deze ideologie – gezien vanuit het standpunt van de naar vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid en naar kosmopolitisme strevende mens – wel degelijk een soort ziektekiem, en het wordt de hoogste tijd dat rond dit NPV een 'cordon sanitaire' wordt aangelegd. In feite is een spontane vorming van dit cordon sanitaire reeds aan de gang: het wantrouwen van de bevolking jegens de politieke klasse is voor een groot deel niets anders dan een eerste, weinig gerichte, onzuivere en weinig bewuste (en daarom ook weinig effectieve) reactie van het maatschappelijk lichaam tegen de nieuwe kwaal. Maar de strijd zal moeilijk zijn. Het is gemakkelijk om een reeds gekende ziektekiem te herkennen en te isoleren. Het is veel moeilijker om een nieuwe en listigere infectie te identificeren, vooral als die overal in de samenleving, en dan nog vooral bij de leidinggevende elite is uitgezaaid.