Sally Satel (2000), PC, M.D. How political correctness is corrupting medicine, New York: Basic Books
Dr. Koenraad Elst (2002), De islam, hoelang nog? Vlaamse polemieken over de islam, Wijnegem: Delta-Stichting vzw
Dit leidde dan, vele jaren later, tot een vergelijking tussen Bakke en Chavis. Op 6 november 1995 verscheen in New York Times Magazine een artikel van Nicholas Lemann (What happened to the case for affirmative action?), waarin neerbuigend werd gesproken over de relatief obscure medische carrière van Bakke, terwijl Chavis werd afgeschilderd als het prototype van een arts, die zich inzet voor arme zwarte patiënten, en die overigens zelf nog voortdurend het slachtoffer was van aanhoudende rassendiscriminatie. Tijdens de campagne rond referendumvoorstel 209, waardoor in 1996 de positieve discriminatie werd verboden in Californië, werd Chavis door de tegenstanders voorgesteld als het prototype van de maatschappelijke winst, die de gemeenschap kan puren uit de toepassing van positieve discirminatie op de universitaire campussen. Volgens senator Ted Kennedy was Chavis het 'perfect example (of affirmative action beneficiaries who) are likely to benefit their professions and the communities in which they live' ('een perfect voorbeeld van door affirmatieve actie begunstigden die daarna voor hun beroep en hun gemeenschap een aanwinst blijken'; p. 3). De vermeende successtory kende echter een bruusk eindpunt toen Chavis in 1997 werd geschorst door de Medical Board of California, wegens zijn 'inability to perform some of the most basic duties required of a physician' ('onbekwaamheid om bepaalde allerelementairste medische handelingen uit te voeren'). Chavis was als nevenverdienste een praktijk van liposuctie begonnen, en een van zijn patiënten had zijn gestuntel niet overleefd. McGowan beschrijft in detail hoe de pers, die kort tevoren Chavis had opgevoerd als een schitterend voorbeeld van de effecten van positieve discriminatie, maximale stilte in acht nam bij deze tragische ontknoping. De New York Times, die in haar wekelijkse bijlage het voorbeeld Chavis had gelanceerd, zweeg totaal. En dat laatste is wellicht geen toeval.
Want ook de NYT discrimineert 'positief' met het oog op meer 'diversiteit'. Recent moest de krant zich tegenover haar lezers uitvoerig verontschuldigen voor de activiteiten van de nepjournalist Jayson Blair, die in de New York Times honderden artikels schreef op basis van verzonnen gesprekken en geplagieerde verslagen. Voor een aantal nepreportages diende Blair ook onkostennota's in voor niet-gemaakte verplaatsingen. De Morgen (13.05.2003, p. 3) wijdde aan het geval een uitgebreid artikel, maar repte met geen woord over een aspect dat in de USA uitvoerig werd besproken: Blair was als zwarte een benificiënt van het streven van de NYT naar meer 'diversiteit'. Raines, de 'executive editor' van de NYT, gaf in 2001 op een conventie van de 'National Association of Black Journalists' (www.nabj.org) – beeld u in dat er een 'National Association of White Journalists' zou bestaan! – precies Jayson Blair op als een voorbeeld ter zake. In één adem noemde Raines diversiteit ook belangrijker dan de kwaliteit van de redactie als zodanig. Zo ver kan de verdwazing gaan. Na het debacle gaf Raines, op een bijeenkomst van de NYT-staf, ook toe dat Boyd om raciale reden aan Blair 'one chance too many' had gegeven. In een opzienbarend interview in de New York Observer (23.05.2003) gaf Blair zelf toe dat raciale voorkeuren in zijn carrière een rol speelden, al klaagde hij ook over 'racisme' bij jongere blanken die tegen deze voorkeursbehandeling wrok ontwikkelden.
In haar boek geeft Satel diverse voorbeelden van de pers, die barnumreclame voert rond PC-stellingen, en tegenargumenten verzwijgt. Eén voorbeeld. In 1999 verscheen een studie (K.A. Schulman e.a., The effect of race and sex on physicians' recommendations for cardiac catheterization, New England Journal of Medicine 340, p. 618-626, 1999), waarin werd beweerd dat geneesheren zwarten veel minder dan blanken doorverwijzen voor een hartkatheterisatie. Bij dit medisch onderzoek wordt een sonde door de slagaders geleid om de toestand van de kransslagaders na te gaan. Bedoeling is om na te gaan of problemen met de kransslagaders door het aanbrengen van een overbrugging ('bypass') of door ballondilatie geremedieerd kunnen worden.
content.nejm.org/cgi/content/short/340/8/618
Schulman stelde dat zwarten 40 procent minder kans hadden op een hartkatheterisatie dan blanken. De studie kreeg een enorme weerklank in de media, en werd algemeen (zelfs in prestigieuze medische tijdschriften) aangehaald als bewijs dat blanke geneesheren, uit onbewust racisme, systematisch zwarten achterstellen (zie bijvoorbeeld Health care: it's better if you're white, The Economist 27.02.1999, p. 28-29; Institutionalized racism in health care, editoriaal in The Lancet, 353, p. 765). De 40%-bewering werd overal in de pers overgenomen.
De studie van Schulmans groep was gebaseerd op acht filmpjes, waarop acht acteurs over hun klachten werden geïnterviewd (de acht acteurs waren blank of zwart, man of vrouw, 50 of 70 jaar oud). De onderzochte artsen kregen een van deze filmpjes te zien, en moesten op basis daarvan bepalen of ze een hartkatheterisatieonderzoek aangewezen vonden of niet.
In feite bleek uit de studie dat enkel zwarte vrouwen minder doorverwijzingen kregen; zwarte mannen kregen net evenveel doorverwijzingen als blanke mannen of vrouwen. Nadere analyse van de onderzoeksgegevens laat zien dat met name één van de acht filmpjes (met een oudere zwarte vrouw) een zeer lage score kreeg (73,3 procent, tegen ongeveer 90 procent gemiddeld). Het was vooral op basis van dit filmpje dat de score voor zowel vrouwen als zwarten een stuk lager uitviel (Satel, p. 258). De reden is onduidelijk; het kon bijvoorbeeld zijn omdat de acteursprestatie in dit filmpje minder geslaagd was). Afgezien van dit evidente gebrek bleek al gauw dat de data vanuit statistisch oogpunt slecht verwerkt waren. In werkelijkheid hadden blanke mannen, blanke vrouwen en zwarte mannen vrijwel evenveel kans op doorverwijzingen, terwijl de kans op doorverwijzing van zwarte vrouwen 88 procent bedroeg van kans gevonden voor blanke vrouwen. Er verscheen dan ook al gauw een rechtzetting (L.M.Schwartz e.a., Misunderstandings about the effects of race and sex on physicians' referrals for cardiac catheterization, New England Journal of Medicine 341, p. 279-283). Het vervolg laat zich echter raden: 'Compared with the tidal wave of coverage triggered by the Schulman study, the article by Schwartz and her colleagues generated a mere trickle of media interest' ('Vergeleken met de vloedgolf van mediaberichten over de oorspronkelijke studie van Schulman, kreeg het artikel van Schwartz e.a. maar een schijntje belangstelling'; Satel, p. 164).
Ander feit dat absoluut geen mediabelangstelling kreeg: een studie – in dezelfde maand verschenen als het Schulman-onderzoek – waaruit bleek dat in de praktijk zwarten evenveel kransslagaderoverbruggingen en ballondilatie-ingrepen ondergingen als blanken (L.L. Leape e.a., Underuse of cardiac procedures: do women, ethnic minorities and the uninsured fail to receive needed revascularization?, Annals of Internal Medicine 130, p. 183-192, 1999).
Zie van Satel ook: Racist Doctors? Don't Believe The Media Hype, The Wall Street Journal 04.04.2002
Herman De Ley ontpopte zich, tussen haakjes gezegd, bij de laatste verkiezingen als sympathisant van Resist, aan wie hij (samen met enkele andere 'progressieven') zijn steun toezegde in De Morgen (14.05.2003, p. 10). Volgens hem is Resist een 'gepolitiseerde zelforganisatie van een achtergestelde minderheid die met democratische middelen wil strijden voor haar rechten (...) Het gaat ook om een strijd voor erkenning en waardigheid, voor het respect van de eigen culturele identiteit die mede religieus wordt ingevuld, en dat stelt ons progressieven voor een bijzondere uitdaging (...) Het gaat erom te erkennen dat er alternatieve opvattingen mogelijk zijn van mens-zijn en emancipatie. We moeten de diepe opvattingen van culturele groepen begrijpen en respecteren. De zelforganisatie vanwege slachtoffers van het racisme confronteert ons met hun eis van zelfdefinitie die onze vertrouwde categorieën ter discussie stelt.' Islam en vrouwen? Geen probleem volgens De Ley: 'De AEL, en, breder, de moslims in ons land worden steeds weer vastgepind op een aantal terugkerende kwesties. De hardnekkigste ervan betreft de plaats van de vrouw. Blijkbaar is het aan de aandacht van velen ontsnapt hoe een generatie van jonge, mondige moslimvrouwen is opgestaan die voor zichzelf weet op te komen, wars van het paternalisme van delen van de linkerzijde of van westerse feministen.' Ondertussen laat de AEL zelf duidelijk weten waar ze voor staat: de invoering van de islamstaat (De Morgen 15.05.2003, p. 5; ibid. 26.06.2003, p. 4), compleet met sharia, onderwerping van niet-moslims, steniging van 'overspelige vrouwen' en handenafhakking bij diefstal.
(hoe en wanneer moet ik mijn mogelijk ongehoorzame vrouw afmeppen, in het licht van het Koranvoorschrift ter zake)
Uiteraard krijgt De Ley géén blaam van de RUG, en is zijn betoog géén voorwerp van een cordon sanitaire door De Morgen. Even vanzelfsprekend leidden de 'misstappen' van Vermeulen wél tot een 'onderzoek' door de KUL-autoriteiten, dat blijkbaar zeer veel voeten in de aarde had, want pas op 30 september 2000 kwam dan de 'blaam' (de lichtste academische straf) aan het adres van Vermeulen. Deze laatste ging in beroep voor de beroepscommissie van de universiteit, bestaande uit collega's professoren. Die hieven de blaam in december alweer op. Elst vat het verder verloop der gebeurtenissen dan samen als volgt: 'Zijn naam is dus geklaard: er rust geen KUL-blaam op Urbain Vermeulen. Tegelijk raakte bekend dat de rector deze commissie haar bevoegdheid om zich in de toekomst in beroep over dergelijke betwistingen uit te spreken, ontnomen had. De Campuskrant, het officiële orgaan van de KUL, had uitvoerig aandacht besteed aan Vermeulens blaamwaardige uitspraken en de kritiek daarop, maar liet na om zijn 'vrijspraak' onder de aandacht te brengen. Ook de media brachten het bericht slechts terloops, en geen enkele hoofdredacteur of gastcolumnist wijdde er een commentaarstuk aan. Er zat voor de professor niets anders op dan zelf zijn collega's aan te schrijven om de goede afloop te melden. Uiteraard kan dat de schade die aan zijn reputatie is toegebracht, niet ongedaan maken. Ook de mediadood van Vermeulen als duider bij het islamnieuws is niet opgeheven. Andere islamdeskundigen zullen deze les wel ter harte nemen' (p. 119). Zwijgen is zilver, verzwijgen is goud.