Vorige donderdag (13.12.2007) ondertekenden de Europese regeringsleiders het zogenaamde 'Verdrag van Lissabon'. Dit ging gepaard met heel wat tumult in de Britse pers, maar bij ons bleef het daarover zo goed als windstil. In de weinige berichtgeving en analyse werd niet één keer de vraag gesteld of het wel normaal is dat een voorstel dat in 2005 door de bevolking van stichtende EU-leden Frankrijk en Nederland werd weggestemd, twee jaar later nagenoeg ongewijzigd toch wordt doorgevoerd.
De ondertekening door de Belgische regering mag wenkbrauwen doen fronsen, en eigenlijk meer dan dat. Die ondertekening is zo onwettelijk als maar kan, want een dergelijke soevereiniteitsoverdracht kan nooit onder 'lopende zaken' worden begrepen. Op tal van bevoegdheidsdomeinen sneuvelt het vetorecht van de lidstaten, wat Europese besluitvorming en de bijhorende ziekelijke regeldrift dus stukken makkelijker zal maken, zoals blijkt uit deze analyse.
Strikte toepassing van de wet is in België en bij uitbreiding op het continent echter nooit een grote bekommernis geweest. De 'staatsraison' – lees: de belangen van het regime – heeft historisch gezien steeds de voorrang gekregen op de handhaving van de rechtsstaat. Dat was niet anders toen vragen gesteld werden of onze Grondwet niet eerst moest worden aangepast vooraleer daarmee strijdige Europese regelgeving te implementeren. Keer op keer wint de staatsraison. Het recht van de sterkste. In de Angelsaksische wereld is dat wel even anders.
Het verdrag is echter nog helemaal niet van kracht. Het moet nog worden geratificeerd door elk van de lidstaten, en tot nu toe zal daar enkel een referendum bij te pas komen in Ierland.
De Europese regeringsleiders zijn als de dood voor een herhaling van het scenario van 2005, toen Europese burgers in opstand kwamen tegen de Europese bureaucratische moloch, die op volstrekt illegitieme wijze poogt om de levens van de miljoenen Europeanen te sturen. Het Europees ambtelijk apparaat heeft steeds dezelfde strategie toegepast: door een ondoorzichtig kluwen van instellingen en procedures (het 'Coreper' in de Raad, Comitologie-procedures in het parlement, Europese Commissie…) krijgt men vrij spel. Belangengroepen en grote ondernemingen worden mee in het bad getrokken. De Europese constructie toont veel gelijkenissen met het Franse ambtelijk apparaat, maar in se functioneert de Amerikaanse federale overheid op dezelfde manier. Men is als de dood voor openheid.
In zijn boek De Verenigde Staten van Europa geeft premier Guy Verhofstadt een duidelijk beeld van wat het Europese project volgens hem moet worden: een federaal systeem met duidelijke bevoegdheidsafbakeningen, scheiding der machten en transparantie. Zaken die op dit moment onbestaand zijn in de EU-instellingen. Het is een verdienstelijke poging, maar één die tot mislukken gedoemd is, zoals eigenlijk ook de ervaring van 2005 heeft aangetoond: zodra er transparantie over het project komt, wordt het aangevallen. Nog nooit was er zoveel debat over de Europese Unie als in 2005 in Frankrijk en Nederland. Nog nooit groeide het verzet er zo snel tegen.
Een transparante superstaat is een contradictio in terminis. Een Amerikaanse superstaat zal weliswaar meer transparant zijn dan een Europese, omdat in de Angelsaksische cultuur de bekommernis om de rechten van het individu veel sterker leeft dan in de continentaal-Europese, die al wat dichter aansluit bij de cultuur van de ontwikkelingslanden, waar despotisme sinds eeuwen de norm is.
Centralisering van de macht is altijd en overal gevaarlijk. Het is ook een doel dat enkel bereikt kan worden door oorlog, list of bedrog. Volgens de Spaanse krant El Pais bestaat er een 'ongeschreven akkoord' onder regeringsleiders dat er onder geen beding een referendum mag komen. 'Complot' of niet, het moge duidelijk zijn dat er weinig animo heerst voor een referendum.
Het is vreemd om te zien dat een liberale premier en liberale minister van Buitenlandse Zaken, niet enkel dit verdrag ondertekenen, maar bovendien ook in Europa de grootste wegbereiders zijn van 'meer Europa', meer centralisering van de macht dus ook. Wellicht heeft het te maken met een fundamentele verwarring tussen middel en doel.
Dat samenwerking tussen de lidstaten een mooi doel is, daar mag elke liberaal het over eens zijn. Openheid van de grenzen, zowel voor goederen als voor personen (voor zover dit laatste niet gepaard gaat met een sociaal systeem dat uitkeringsmigratie aanzuigt), samenwerking inzake criminaliteit en strafvervolging, het zijn zaken die ongetwijfeld nodig zijn. Maar het zijn zaken die ook perfect kunnen worden bereikt in een intergouvernementele context, zonder supranationalisme.
En dat laatste is net de échte kwaal van Europa: het feit dat er een permanente bureaucratie is geïnstalleerd om alles 'in goede banen' te leiden. Mooi blijk daarvan geeft het arrest Cassis de Dijon, waarbij het Europees Hof van Justitie de bepalingen van het vrij verkeer van goederen van het E.G.-Verdrag uitvoerde en een Frans product (cassis) toegang verschafte tot de Duitse markt. Hierbij werd de Duitse gezondheids-regelgeving als een verkapt verbod op Franse producten beschouwd.
Dergelijke zaken waren steeds een doorn in het oog van bemoeizuchtige corporatistische welvaartsstaten zoals Frankrijk en Duitsland. Een politieke deal werd gemaakt dat vrijhandel enkel gedoogd kon worden indien er strikte centrale Europese regelgeving kon komen om de strikte nationale regels te vervangen. En zo groeide het 'acquis communautaire' uit tot een monsterlijk geheel van 90.000 pagina's regelneverij.
Belangrijk en essentieel om in te zien is dat er evengoed vrijhandel, vrij verkeer van personen en privatiseringen allerhande zullen plaatsvinden zonder Europese Unie, zonder communautaire methode, maar louter op basis van bilaterale of multilaterale verdragen, die geen centrale bureaucratie meer behoeven. De jongste trend van belastingconcurrentie die in Europa zichtbaar is, bewijst dat spontane concurrentie tussen kleinere lidstaten een weldadig effect kan hebben. Zeker in een globale economie wordt de kost om de oude linkse recepten weer boven te halen groter en groter.
Zo'n intergouvernementeel vrijhandels-Europa is mogelijk, maar in zo'n Europa heeft het Verdrag van Lissabon geen plaats. Ook de Europese Commissie, het Europees Parlement en het Hof van Justitie verdwijnen dan, en samen met deze instellingen ook de 90.000 pagina's regelneverij die de uitdrukking zijn van de oude continentaal-Europese verachting voor de vrijheid, die helaas ook deel uitmaakt van onze geschiedenis.
Voorwaarde is dat er eerst en vooral over Europa gesproken wordt. Het grote taboe moet doorbroken worden. Dit zal de EU zoals we ze nu kennen noodlottig worden. 'Sunlight is the best desinfectant'.