Verdacht stemadvies

De Vlaamse overheid heeft, op initiatief van minister van Gelijke Kansen Kathleen Van Brempt, een website gelanceerd waar 'stemadvies' wordt gegeven voor de komende gemeente- en provincieraadsverkiezingen. Het begeleidende tekstje luidt als volgt: 'In jouw gemeente- en provincieraad zitten heel veel blanke mannen van middelbare leeftijd. In verhouding veel meer dan dat er in je buurt wonen. Waarom zouden er niet wat meer verschillende mensen tussen mogen zitten? Wat meer diversiteit in de gemeente- en provincieraad zorgt ervoor dat een kwestie vanuit verschillende achtergronden bekeken wordt. En dat levert frisse ideeën op. Denk daar eens over na, voordat je op 8 oktober het stemlokaal binnenstapt.'

Als democraten kunnen we ons daar, op z'n zachtst gezegd, heel wat vragen bij stellen. Ten eerste is het niet de taak van de overheid om te bepalen wat burgers moeten denken en doen, maar omgekeerd. Hoe lovenswaardig of afgrijselijk je de campagne ook mag vinden, de overheid haalt haar legitimatie om belastingen te heffen en regels uit te vaardigen (in theorie althans, dus even abstractie makend van de huidige particratie) uit de wil van de individuele, soevereine kiezers. Op het moment dat de mensen die die overheid bevolken hun macht echter gaan gebruiken om het stemresultaat te beïnvloeden, gaan ze hun boekje zwaar te buiten. Op dat moment zijn ze immers niet meer de 'volksvertegenwoordigers' die de wil van de bevolking uitvoeren, maar machthebbers die hun eigen positie willen verstevigen of hun eigen mensbeeld willen doordrukken tegen de wil van de bevolking in. Voorlopig gebeurt dat gelukkig nog binnen het pseudodemocratische kader van de particratie, en gaat het dus enkel om – al bij al onschadelijke – overheidspropaganda.

Op zich hoeft dat ons natuurlijk niet te verbazen dat zoiets gebeurt. België is geen democratie, grondwettelijk gezien niet, en in de praktijk zo mogelijk nog minder. We moeten dat feit goed onder ogen zien om gebeurtenissen zoals die campagne te kunnen begrijpen. Zonder dat theoretisch kader zouden we de oorzaak bij een bepaalde partij of politicus kunnen leggen in plaats van in te zien dat de oorzaak in het politieke systeem als dusdanig ligt. België is dus, net als nagenoeg alle zogezegd 'democratische' landen ter wereld, een particratie, waarbij de macht in handen is van een (partij)politieke elite. Die elites moeten onder elkaar een soort concurrentiestrijd aangaan om bij verkiezingen zo veel mogelijk stemmen te halen en op die manier hun macht te vergroten. Dat is ongetwijfeld een verbetering tegenover een erfelijke monarchie of rivaliserende families die hun vetes soms gewelddadig uitvochten, maar dat maakt zo'n systeem nog geen democratie. In een democratie ligt de soevereiniteit, de ultieme macht, bij de bevolking en zijn de politici slechts uitvoerders van die 'volkswil'. In een particratie ligt de soevereniteit bij het parlement dat bevolkt wordt door partijleden en de bevolking kan enkel het aantal zetels wijzigen dat iedere partij krijgt toegewezen.

De bevolking heeft dus inderdaad invloed op die politieke elites, maar dat maakt een systeem nog niet tot een democratie. Tijdens de Franse Revolutie toonde de Franse bevolking ook dat ze invloed kon hebben op die politieke elites, maar noch voor, noch na de Franse Revolutie kon Frankrijk een democratie genoemd worden. Het huidige politieke systeem is veel verfijnder, maar niet fundamenteel verschillend van wat we de afgelopen tweeduizend jaar hebben gezien. In plaats van de wapens te moeten opnemen kunnen we gewoon een potlood vastpakken en een ander bolletje kleuren. In plaats van het onthoofden van politieke tenoren nemen partijvoorzitters nu gewoon ontslag na een slechte verkiezing. In plaats van honderd jaar tirannieke vorsten te moeten verdragen vooraleer er genoeg spanning is opgebouwd om ze te verjagen, kunnen we nu om de paar jaar onze invloed doen gelden. Zoals al eerder gezegd, dat is een hele verbetering, maar geen fundamentele wijziging.

Stel dat er in een samenleving twee groepen bestaan, groep A (de voltallige bevolking zonder de machthebbers) en groep B (de machthebbers). Groep B heeft alle macht om wetten in te voeren en af te schaffen, uit te voeren en te interpreteren, ook de wetten die het systeem zelf (de verdeling in groep A en groep B) regelen. Groep A kan op geen enkele manier rechtstreeks beslissen. Als je dan vervolgens groep B verdeelt in aparte subgroepen (B1, B2, B3 en B4) en je laat de leden van groep A op regelmatige tijdstippen kiezen uit de verschillende subgroepen van B, dan lijkt het alsof de leden van groep A 'ervoor gekozen hebben' om de macht te geven aan de leden van (sub)groep B. Het feit dat je kan kiezen tussen de verschillende subgroepen van B verandert echter niets aan het feit dat in de eerste plaats groep B alle macht bezit. Hoezeer je de verhoudingen van de subgroepen (de politieke partijen) in groep B ook verandert, het feit blijft dat groep B alle macht heeft en groep A geen enkele, en dat is geen democratie.

De klassieke verantwoording voor dat systeem is dat die subgroepen van B de meningen die leven in groep A zullen 'weerspiegelen' – om op die manier stemmen te halen – en dat groep B groep A dus 'vertegenwoordigt'. Die redenering klopt helaas niet. Om te beginnen vergeet men al te gemakkelijk dat de leden van groep B als dusdanig bepaalde kenmerken en overtuigingen hebben die fundamenteel verschillen van wat groep A (de bevolking) wil, en aangezien álle partijen die kenmerken vertonen, is het voor groep A strikt onmogelijk om die eruit te filteren tijdens de opeenvolgende verkiezingen. Zo zijn per definitie alle leden van groep B uit op macht, en willen ze allemaal per definitie hun doelstellingen door middel van wettelijke dwang (in plaats van de rede, de dialoog of andere vormen van vrijwillige overtuiging) bereiken. Bovendien zijn alle leden van groep B per definitie mensen die zich in voldoende mate kunnen vereenzelvigen en verzoenen met het huidige systeem – de machtsverhouding tussen A en B – als dusdanig. Dat groep B een 'afspiegeling' zou zijn van groep A, is dus al sterk betwijfelbaar.

Meer fundamenteel is het echter onmogelijk om vast te stellen of groep B groep A inderdaad vertegenwoordigt, en groep A dus vrijwillig die macht aan groep B geeft, als groep A er op geen enkele manier voor kan kiezen om groep B desgewenst níét die macht te geven. Als vijf rovers je 's avonds op straat overvallen en je dwingen om je portefeuille af te geven, maar je laten kiezen aan wélke van de vijf rovers je je geld afgeeft, dan heb je er niet vrij voor gekozen om je geld aan die persoon te geven, of beter gezegd, je hebt er niet eens vrij voor kunnen kiezen. Als je iemand dwingt iets te doen, zal je nooit te weten kunnen komen of die persoon het ook zou hebben gedaan uit vrije wil. Net zo kan een parlement maar echt de bevolking vertegenwoordigen als de bevolking (groep A) ook de mogelijkheid heeft om zich desgewenst níét te laten vertegenwoordigen door dat parlement of die partijen (groep B) en rechtstreeks zelf te beslissen (bijvoorbeeld per referendum).

Dit is niet zomaar een theoretische discussie. De praktijk – en daarmee komen we terug bij het onderwerp van dit artikel – toont keer op keer aan dat het inderdaad zo werkt. Die politici (de leden van groep B) zien zichzelf helemaal niet als vertegenwoordigers van het volk en kloppen zich vaak op de borst dat ze de 'politieke moed' hebben om tegen de wil van de bevolking in te gaan. Ze zien zichzelf als de 'beschermers' en 'opvoeders' van de rest van de bevolking (groep A) die, als ze niet willen luisteren naar wat de politici hen vertellen, maar moeten voelen met belastingen, wetten, subsidies en reglementeringen om hen op die manier te sturen en te kneden naar de wil van die politici. Zo verklaarde Wivina Demeester (CD&V, voormalig Vlaams en federaal minister): 'Je merkt dat er een erg zuur klimaat is ontstaan tegenover vreemdelingen. (...) Het is de taak van álle politici – en ik benadruk álle – om daar zo vlug mogelijk verandering in te brengen.' (Knack, 27.09.2006) Los van de kwestie of er inderdaad een zuur klimaat is tegenover vreemdelingen en of dat al dan niet terecht is (daar spreekt Democratie.Nu zich bewust niet over uit, dat is onze taak niet), is het vooral interessant om op te merken dat mevrouw Demeester het dus blijkbaar de taak vindt van politici om de houding en de opvattingen van de rest van de bevolking te gaan veranderen. Zij vindt dus blijkbaar dat de samenleving een afspiegeling moet zijn van het parlement (of van de meerderheid in dat parlement), en niet omgekeerd.

Zo ook dus Kathleen Van Brempt, die de belastingbetaler met zijn eigen geld gaat vertellen door welke motieven hij of zij zich zou moeten laten leiden bij de komende verkiezingen. Zo mogelijk nog erger is echter het feit dat dat stemadvies zich louter en alleen concentreert op de lichamelijke eigenschappen van de kandidaten. Of de kandidaat betrouwbaar is, rechtvaardig – naar jouw normen –, een competent politicus enzovoort, doet er volgens de Vlaamse regering blijkbaar niet zo toe. In plaats daarvan wordt er belastinggeld gebruikt om de mensen ervan te overtuigen dat het heel belangrijk is of je al dan niet tot het 'soort mens' behoort dat een baarmoeder heeft, of het 'soort mens' dat wat meer huidpigment heeft, of het 'soort mens' bij wie bepaalde organen of lichaamsdelen niet of niet optimaal werken. Mensen worden gereduceerd tot de groep waar ze op basis van bepaalde lichamelijke kenmerken toe behoren.

Ongetwijfeld is de actie van Van Brempt ergens wel goed bedoeld. Ze gaat ervan uit dat heel wat mensen zich ten onrechte laten leiden door vooroordelen die gebaseerd zijn op lichamelijke kenmerken als geslacht of ras en ze wil die opvattingen dan tegengaan met dit soort acties die aansporen om juist wél op die 'op lichamelijke kenmerken gebaseerde minderheidsgroepen' te stemmen. Zelf zegt ze hierover: 'I consider strict legislation, like quota, as a necessary evil to reach equality sooner than without such legislation.' ('Ik beschouw strikte wetgeving, zoals quota, als een noodzakelijk kwaad om gelijkheid sneller te bereiken dan zonder dergelijke wetgeving.') Het probleem is daar dat de remedie erger is dan de kwaal, of nog, dat 'two wrongs don't make a right' – een onrechtvaardigheid tegengaan met een andere onrechtvaardigheid creëert geen rechtvaardigheid, maar een dubbele onrechtvaardigheid. De huidige onrechtvaardigheid zou er immers uit bestaan dat mensen níét op iemand stemmen omdat die persoon in kwestie een vrouw is, of een allochtoon, of een jongere, een oudere, een holebi, een gehandicapte enzovoort. De reactie van de Vlaamse overheid is dan om mensen aan te sporen om juist wél op vrouwen, allochtonen, holebi's enzovoort te stemmen. Ze menen dus dat het probleem zit in het 'niet op vrouwen stemmen' of het 'niet op allochtonen stemmen' en proberen dat tegen te gaan. Het échte probleem (en we gaan er voor het gemak even van uit dat dat er zou zijn) is echter dat mensen op basis van irrelevante lichamelijke kenmerken en de daaraan gekoppelde vooroordelen zouden stemmen in plaats van op basis van individuele eigenschappen en kwaliteiten. De reactie daarop (die natuurlijk sowieso niet door de overheid zou moeten gebeuren) zou moeten zijn om mensen aan te sporen om juist níét naar die lichamelijke kenmerken te kijken, maar naar de individuele kwaliteiten. De campagne van Van Brempt doet echter juist het tegenovergestelde en bevestigt dat groepsdenken. Ze schiet daarmee haar doel niet alleen voorbij, ze verergert het.

Meer fundamenteel kunnen we trouwens heel de verzwegen vooronderstelling van de minister – dat iedereen even geschikt is als politicus – in vraag stellen. In andere beroepen bestaan er ook gigantische verschillen in de verhouding tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen die niemand als problematisch ervaart omdat men erkent dat mannen respectievelijk vrouwen gewoonweg competenter zijn voor die job. De logica die Van Brempt hanteert ter verdediging van de quota en de campagne is echter intern contradictorisch. Als die minderheidsgroepen die ze probeert te promoten globaal genomen even competent zijn als hun mannelijke, blanke collega's van middelbare leeftijd, dan maakt het niet uit of die minderheidsgroepen al dan niet in het parlement zitten, aangezien ze toch geen wijziging zouden teweegbrengen. Als vrouwen (en allochtonen en gehandicapten en holebi's en ...) echter wél een verandering in het beleid teweeg zullen brengen – zoals het korte tekstje op de bewuste website trouwens beweert – dan kiezen mensen blijkbaar bewust liever voor het beleid dat die blanke mannen van middelbare leeftijd voeren, en daar heeft Van Brempt zich dan niet mee te bemoeien.

De vraag is bovendien of zo'n 'opgelegde moraliteit' eigenlijk wel werkt. Zelf zegt Van Brempt hier vreemd genoeg over: 'I don't believe in top-down empowerment. I consider that as a contradiction in terms.' ('Ik geloof niet in empowerment van bovenaf. Ik beschouw dat als een contradictio in terminis.'), nota bene in dezelfde toespraak waarin ze nog stelt: 'As long as I sense the necessity, I will continue my policy of zero-tolerance with regard to quota.' ('Zolang ik het als een noodzaak ervaar, zal ik mijn nultolerantie beleid met betrekking tot quota verderzetten.') Krachtige taal voor iemand die beweert tegenstander te zijn van een top-downbeleid.

Maar stel nu nog dat we wél in een democratie zouden leven, en dat de oververtegenwoordiging van blanke mannen van middelbare leeftijd wél gebaseerd is op onterechte vooroordelen, en dat werken met quota en overheidscampagnes wél werkt, zouden die campagne en quotasystemen dán te verantwoorden zijn?

Antwoord: nee. Het gaat dan immers om moraliteit. Op iemand stemmen op basis van vooroordelen is immoreel, maar niet onrechtvaardig. Zelfs als je zoiets ten goede wil veranderen, kan men, als een olifant in een porseleinkast, niets dan kwaad doen wanneer men die 'morele' doelstellingen via dwang probeert te bereiken. Achter elke euro belasting die werd geïnd om die campagne te betalen, en achter elke beslissing om de quota op de verkiezingslijsten te respecteren, zit immers de dreiging van boetes, veroordelingen, gevangenisstraffen en uiteindelijk zelfs politioneel geweld als men niet toegeeft. Het is die dwang en dat geweld – of toch op zijn minst de dreiging ermee – die men dus gebruikt om dezelfde mensen die de politici pretenderen te vertegenwoordigen letterlijk een geweten te 'schoppen'. En een maatschappij waarin moraliteit door middel van elitaire staatsdwang wordt opgelegd, daar kunnen we enkel tegen zijn.