Geen democratie, maar een particratie
Indien Nederland geen democratie is, wat is het dan wel? Het antwoord is evident: Nederland is (zoals zijn buurlanden) een 'particratie'. Volgens prof. em. Hans Daudt wordt het land bestuurd door een 'regentenklasse'. Nederland is geen dictatuur waar willekeur heerst. Er zijn grondrechten, die in grote lijnen worden gerespecteerd. Het zou demagogisch zijn om een particratie gelijk te stellen met een standaarddictatuur. Maar anderzijds betekent het feit dat bepaalde grondrechten gelden nog niet dat we te maken hebben met een democratie. In de woorden van Daudt: 'Laten we het niet met kreten optuigen tot iets dat het niet is: een democratie met vertegenwoordigers van het volk.'
Het artikel in Magazine M is ontstaan doordat journalist Gerard van Westerloo naar aanleiding van Daudts verklaringen andere, jongere politicologen aan diverse universiteiten is gaan opzoeken, om hun bevindingen te toetsen aan de stellingen van de emeritus. Blijkbaar was geen van de ondervraagden van mening dat men in enige reële zin van een Nederlandse democratie kan spreken. Van Westerloo: 'Wie ik daarna ook spreek, iedereen die zijn brood verdient door vakmatig naar 'de politiek' te kijken, heeft het onbehaaglijke gevoel dat er iets heel essentieels niet klopt en dat er een enorme kloof is ontstaan tussen het idee van de volksvertegenwoordigende democratie en de alledaagse praktijk ervan.'
Wat loopt er mis?
Vanuit het perspectief van de burger bekeken, is het probleem dat zijn stem een slag in het water blijkt. Rechtstreeks beslissen omtrent een of ander wetsvoorstel kan al helemaal niet. Maar zelfs een 'vertegenwoordiger' kiezen, die dan wel kan beslissen, valt niet mee.
Het parlement heeft in feite zeer weinig macht. Volgens Gerrit Voerman, directeur van het Nederlands Documentatie Centrum Politieke Partijen: 'De politiek heeft bewust macht en invloed uit handen gegeven. Het parlement is niet meer dan een stempelmachine geworden.' De functies die er wel toe doen, worden niet door de kiezer ingevuld. De doelstellingen (bijvoorbeeld uitgedrukt in een regeringsprogramma) worden ook al niet door de kiezer ingevuld: 'Wie of wat kiest een kiezer als hij zijn stem uitbrengt? Geen burgemeester en sinds kort ook geen wethouder meer. Geen commissaris van de koningin, geen minister-president en geen staatshoofd. Zelfs geen gemeenteraads- of Kamerleden, want die worden door een sollicitatiecommissie benoemd. Ook geen college- of regeringsprogramma. Bij een vorig regeerakkoord ging het verkiezingsprogramma van de PvdA uit van 8,8 miljard bezuinigen en dat van de VVD van 17,6 miljard het regeerakkoord kwam bij wijze van compromis uit op 18 miljard!' (Daudt)
Niet alleen heeft het parlement de facto weinig macht, de samenstelling ervan wordt ook niet echt door de burgers bepaald. Het zijn de partijhoofdkwartieren die de lijsten opstellen en dus de eerste keus hebben. Hans Daudt: 'Ook in het parlement zitten geen gekozen vertegenwoordigers van het volk meer, maar benoemde mensen.' En die partijen vertegenwoordigen geen ledenbestand meer dat er een min of meer uniforme overtuiging op na hield. 'Ook ziet niemand de partij meer als de verwoorder van een ideologie, de middelaar tussen een breed aangehangen levensovertuiging en het landsbestuur. Zelfs de meest verstokte socialist, mocht er nog een in leven zijn, ziet de sociaaldemocraten van vandaag niet als zijn absolute bloedbroeders. En ook de meest bevlogen liberaal vindt in de bende van Dijkstal niet langer zijn totale heil. Op de aanhang van enkele kleinere partijtjes na zweeft het kiezersvolk heftig, zo heftig dat je er scheel van wordt. Wat blijft er dan van de partijen over? Volgens Bart Tromp, politicoloog: een uitzendbureau voor leden die een hoge bestuurlijke functie ambiëren.'
Gevolg: de keuzemogelijkheden die de burger aangeboden krijgt, komen allerminst in de buurt van wat hij eigenlijk wil of meent. Het is alsof een vegetariër alleen de keuze krijgt tussen schapenbout en gebraden konijn. Gerard van Westerloo vat dit als volgt samen: 'Om te beginnen is de burger geen persoon meer met één overkoepelende mening 'ik ben tegen de rooien' of 'ik ben voor de roomsen' (…) Een beetje Nederlander van nu houdt er wel honderd of duizend meningen op na. In elk partijprogramma vindt hij er wel een paar terug. Hij kan best, met de lijst Fortuyn, tegen de nieuwe natuur zijn en met de lijst Rosenmöller voor hogere uitkeringen. Hij kan met de lijst Dijkstal een afkeer delen van de Melkertbanen, maar ondertussen wel, met de lijst Balkenende, het gezin zien als de hoeksteen van de samenleving. Zijn arsenaal aan meningen past niet meer in een en hetzelfde partijprogramma.'
De stemmen die de kiezer uitbrengt hebben dus geen echte betekenis meer. Hij kan niet kiezen voor wie hij wil, noch voor wat hij wil, en het effect van zijn stem reikt enkel tot organen die de facto tot machteloosheid zijn veroordeeld. De stem van de burger is een slag in het water. Theoretisch heeft zijn stem invloed, maar in werkelijkheid loopt de weg naar boven toe volledig dood. En van direct wetgevend werk is de burger dus volledig uitgesloten. Niet het volk, maar de politieke klasse beslist.
Wat is de politieke klasse?
Blijft de vraag naar een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van wat dat nu eigenlijk precies is, die politieke klasse. Hans Daudt: 'Het verschil met vroeger is hooguit dat de functies niet langer erfelijk en onder de adel verdeeld worden, maar nu ook onder de burgerij. Voor de rest maakt het weinig uit. Nog steeds worden in Nederland geen mensen in functie gekozen, omdat de politieke elite de zaak in eigen hand wil houden.'
Het afstappen van het erfelijkheidsbeginsel heeft als voordeel voor de regentenklasse dat zij voortdurend kan rekruteren uit de globale bevolking, waardoor meer mensen met de juiste kenmerken kunnen worden aangetrokken, gesocialiseerd en gedomesticeerd. Daarbij grijpt ongetwijfeld een intense selectie plaats: slechts wie rad van tong is, zich bekwaam de subtiliteiten van de politiek-correcte nieuwspraak en dito memes weet eigen te maken, wie zich vlot een weg weet te banen door de opeenvolgende niveaus van de partijhiërarchie, fingerspitzengefühl voor de media vertoont, en bereid is om te buigen voor de partijdiscipline, komt aan de top. De anderen glijden weer af, verlaten het politieke bedrijf of blijven hangen in de lagere partijregionen. De particratie berust op een vorm van subtiele, maar zeer diep ingrijpende sociaal-darwinistische selectie, waarbij aanzien, macht en geld de attractor vormen voor politiek getalenteerde nieuwkomers. Die gaan zich in ruil identificeren met de politieke klasse en laten deze laatste toe om verder haar maatschappelijke dominantie uit te oefenen. Gerard van Westerloo heeft in dit verband een klein, anekdotisch onderzoek verricht:
'Ik heb eens uitgezocht wie er nog wél lid worden van een politieke partij. Ik nam een kaart van Nederland, ik deed mijn ogen dicht en ik prikte. Leeuwarden. Wie melden zich in Leeuwarden aan als vers partijlid?'
'Ik zocht de afdelingssecretarissen op en nam met hen de ledenlijsten door. De uitkomst was verbluffend. Om welke partij het ook ging, ze putten allemaal hun nieuwe aanmeldingen uit een en dezelfde bron. Het Thorbeckecollege, de plaatselijke hbo-school voor aanstaande ambtenaren. Daarna ondervroeg ik de jonge partijleden zelf. Ze vertelden dat ze éérst besloten hadden om lid van een partij te worden. En dat ze daarna waren gaan kijken welke het beste bij ze paste. Het beste waarbij paste? Ook daar deden ze niet moeilijk over. Bij hun toekomstige carrière. Als wat? Als ambtenaar.'
Een belangrijke en nog onbeantwoorde onderzoeksvraag luidt welke psychologische en maatschappelijke karakteristieken door deze politieke selectiemechanismen precies worden uitgezift. Maar het besef zelf dat er überhaupt darwinistische selectie werkt, is uiterst belangrijk, omdat het wezen van de mens en de mensheid er juist in bestaat om weerstand te bieden aan dit soort selectie, en in de plaats daarvan het individueel morele en het rationele als richtlijn voor het handelen te nemen.
Het artikel in Magazine M biedt nogal wat uitzicht omtrent de wijze waarop de politieke klasse functioneert. De politieke partijen ontlenen geen gewicht of betekenis meer aan hun ledental, maar betrekken hun levenssappen via de wortels die ze – als een soort parasitair organisme – in de ingewanden van de staat hebben geslagen. De politieke klasse nestelt zich via politieke benoemingen in het openbaar bestuur. Nico Baakman (Maastricht) heeft het systeem van de politieke benoemingen in Nederland onderzocht. Voor alle hogere bestuursfuncties blijkt het bezit van een partijlidkaart vereist: partijloze burgers zijn volstrekt en naadloos uitgesloten. Volgens Baakman is dit fenomeen een compensatie voor het gebrek aan maatschappelijke impact die de partijen nog kunnen verwerven via hun slinkende ledenachterban (slechts twee procent van de Nederlanders is lid van een politieke partij).
De politieke klasse hervormt de staat ook naar haar eigen noden. Er worden halfautonome satellietorganen gecreëerd, die zich onttrekken aan iedere vorm van democratische controle, vaak veel macht bezitten, en alweer volgestouwd worden met partijgetrouwen. Dat gebeurt overigens op basis van 'eerlijke' verdeelsleutels, die de Leidse politicoloog Peter Mair laten gewagen van een 'kartel-democratie': de partijen treden op als een soort kartel. Prof. Ankersmit (Groningen): 'Samen vormen ze een groep mensen die het openbaar bestuur voor zichzelf reserveert. Onder elkaar verdelen ze de buit.'
Gerard van Westerloo sprak ook met Joop van den Berg. Dat is een oud-professor die algemeen directeur is van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Hij geeft in omzwachtelde, maar uiteindelijk toch duidelijke termen toe wat zijn oud-collega's ook stellen. Waarom kon hij enkel als PvdA-lid de post van directeur van de VNG bekleden? Van den Berg legt uit dat het partijlidmaatschap een teken is dat je de spelregels en de codes van de club kent. Die codes worden als volgt omschreven: 'Weten wanneer je een compromis moet sluiten, weten wanneer je je mond moet houden, weten hoe het krachtenveld in elkaar zit.' Met andere woorden: je moet, om erbij te horen, gesocialiseerd en gedomesticeerd zijn door de regentenklasse. Je mag de codes niet doorbreken, en bijvoorbeeld NIET je mond houden, in naam van je kiezers: 'Niemand spreekt namens kiezers, want niemand wordt als persoon door de kiezers gekozen.'
In deze laatste uitspraak van partijman Joop van den Berg ligt de hele kern van de particratische problematiek besloten. De kiezers denken, of worden geacht te denken, dat ze op een persoon stemmen die hen zal vertegenwoordigen: de volksvertegenwoordiger. In werkelijkheid stemmen ze op een partijsoldaat. Nadien heeft de verkozene ook verantwoording af te leggen, niet aan de kiezers, maar wel degelijk aan zijn partij, want die heeft hem op de lijst geplaatst. De verkozene is niet zozeer door de kiezers, maar eerst en vooral door de partijleiding verkozen: dat is een essentieel gegeven.
Wat te doen?
Het artikel van Gerard van Westerloo is te lezen in: Magazine M (bijlage bij NRC Handelsblad), mei 2002, p. 31-44. Zie ook van dezelfde auteur: Democratie is illusoir, NRC Handelsblad 04.05.2002, p. 1