Over een echte bescherming van de minderheden

Het Belgische bestel wankelt. Of eerder, de hybride staatsstructuur die verondersteld was dit kleine maar heterogene land samen te houden, is verstrikt geraakt in zijn eigen contradicties. Officieel heet het dat de Vlaamse gekozenen misbruik gemaakt hebben van hun meerderheid om de rechten van de Waalse minderheid te ontkennen. Om die reden was namelijk twee decennia geleden een regeling getroffen die aan de Waalse minderheid evenveel stemrecht gaf als aan de Vlaamse meerderheid. De werkelijkheid is dat men op die manier niet alleen de Vlaamse meerderheid gediscrimineerd heeft, maar ook vele nog kleinere groepen buitenspel gezet werden.

Om te beginnen, hoe kan men spreken van de bescherming van de rechten van een minderheid door één bepaalde groep (in dit geval de op één na grootste) evenveel rechten te geven als de grootste groep? Dit kan alleen omdat men de rechten van tientallen andere minderheden opgeofferd heeft. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië leven niet alleen 'autochtone' bewoners. Er zijn gewestelijke enclaves, er zijn heel wat culturele enclaves en er zijn ook veel verschillende maatschappelijke stromingen. Zou men die allemaal dezelfde privileges gegeven hebben als de Vlaamse meerderheid aan de Waalse minderheid gegeven heeft, dan zou het resultaat een onontwarbaar en tegenstrijdig kluwen van rechten en vetorechten geworden zijn.

In de werkelijkheid worden heel wat kleine minderheden zelfs gewetenloos gediscrimineerd. Zo zijn er de kiesdrempels en het cordon sanitaire (de term is niet toevallig een Franse term). Beide hebben zowel opkomende en vernieuwende als meer radicale maatschappelijke visies in de hoek gedrumd, ja zelfs veroordeeld tot de marginaliteit, maar aldus ook belet dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid konden bewijzen. Ze waren maar welkom als ze bereid waren de slippen te dragen van het machtsestablishment. In sommige gemeentes en steden zijn zelfs de autochtonen in de minderheid. Brussel is hier een mooi voorbeeld van. Sommige minderheden worden geduld, andere worden beschouwd als niet-bestaande. Het moge duidelijk zijn, waarom kon de Franstalige minderheid wel aanspraak maken op privileges en deze minderheden niet?

De reden hiervoor is historisch. De machtselite was in het verleden Franstalig en unitair Belgisch. De Vlaamstaligen waren weliswaar in de numerieke meerderheid, maar waren in de minderheid als het macht en rechten betrof. Daar is geleidelijk een einde aan gekomen door de groeiende economische macht van Vlaanderen en zijn inwoners. Een stapsgewijze staatshervorming waarbij elke groep iets meer voor zichzelf verantwoordelijk werd, was het gevolg van de daaropvolgende ontvoogdingsstrijd. Als we dit met een hedendaagse bril zouden bekijken, dan kwamen die hervormingen er grotendeels op neer dat een Franstalige minderheid concessies deed aan een Vlaamstalige meerderheid, maar zich wel vastklampte aan het unitaire model. Vandaag is de taalkwestie die men eraan toekent vooral emotioneel. De economische elite spreekt vandaag Engels, maar de macht spreekt nog steeds de taal van het geld.

Dat alles belet niet dat er wel taalgrenzen, als afbakeningen van de gewesten, vastgelegd werden. Deze zijn net als de grondwet nog steeds te respecteren. Het is dan ook logisch dat men zo'n miskleun van een compromis als een kieskring BHV, die haaks staat op die afgesproken grenzen, wil laten verdwijnen. Vermits dit compromis als een Waalse verworvenheid beschouwd werd, waren de Franstaligen niet bereid erover te onderhandelen (tenzij men nog meer concessies kon losweken) en werd uiteindelijk de knoop eenzijdig doorgehakt door een wettelijke stemming, meerderheid tegen minderheid (hoewel de Franstaligen zich aan de stemming hebben onttrokken, we zullen het dus nooit echt weten). De Franstaligen beschouwen dit nu als een aanslag op de gehele Waalse gemeenschap en als een schending van de rechten van hun minderheid. Ligt men in Arlon echt wakker van Linkebeek? Wie echter evenveel stemrecht krijgt als de meerderheid, moet in dit geval niet spreken van de rechten van een minderheid, maar van afgedwongen privileges. In de hybride Belgische half unitaire staat waar het federale niveau de dienst uitmaakt, kan men dit als de enige mogelijke manier beschouwen om een minderheid te beschermen, maar zit daar nu niet juist het probleem? In de grondwet staat nog steeds dat de macht uitgaat van de natie en niet van het volk, of met andere woorden niet van de burgers.

 

De echte bescherming van de minderheden

De enige echte manier die de minderheden beschermt is er een waarbij de minderheden, van welke aard dan ook, zo veel mogelijk voor zichzelf beslissen en verantwoordelijk zijn. Wat binnen elke minderheid niet gerealiseerd kan worden, moet men dan realiseren door met de andere groepen te onderhandelen en overeenkomsten af te sluiten. In concreto telt dit land vier belangrijke territoriale en culturele gemeenschappen: de Vlaamse, de Waalse, de Duitse en de Brusselse. Laat deze gemeenschappen autonoom beslissen over hoe ze zich binnen hun gemeenschap en binnen hun grenzen organiseren. Vermits de taal voor de betrokken burgers belangrijk is voor een vlot functioneren, kunnen alle materies die niet echt grensoverschrijdend zijn, best gewestelijk georganiseerd worden. Alle socio-economische materies vallen hieronder, maar ook zaken zoals rechtspraak en territoriale beveiliging hoeven niet per se op federaal vlak georganiseerd te worden. Internationale betrekkingen kan men wellicht beter gecoördineerd organiseren net zoals het in stand houden van bijvoorbeeld het internationale weg- en treinverkeer, al hoeft dit niet echt. Als men hierover nadenkt, dan is er eigenlijk weinig materie die op het achtergebleven unitaire vlak beter beslist kan worden. Zoals de lezer verder zal lezen, is wat er achterblijft wel het essentiële.

Men moet consequent verder denken en verder gaan. Binnen elke gemeenschap zijn ook grote verschillen en zijn er ook heel wat minderheden. Het volstaat een sociodemografische landkaart te nemen om dit visueel te zien. Mensen wonen ook gegroepeerd binnen een wijk, gemeente of stad. De enige manier om te verhinderen dat deze enclaves op hun beurt gediscrimineerde minderheden worden, is ook hier het autonomieprincipe toe te passen. Mensen mogen best lokaal over hun eigen lot beslissen en zullen wel onderhandelen als ze wegen nodig hebben naar andere gemeentes. De verdeling van de bevoegdheden kan zelfs verschillen van gemeente tot gemeente en kan evolueren in de tijd. Het principe van een directe democratie houdt juist in dat men mandaten geeft, maar ook mandaten kan terugtrekken. De inwoners van Linkebeek, Molenbeek of het Antwerpse diamantkwartier mogen gerust hun eigen boontjes doppen in hun eigen taal, maar moeten zich wel bewust zijn dat deze autonomie gepaard met het respecteren van de overeenkomsten die hun bevoegdheid te buiten gaan.

De kleinst mogelijke minderheid is tenslotte de burger. Als alle Belgen gelijk moeten zijn, dan heeft elke Belg evenveel stemrecht en als hij als minderheid beschermd moet worden, dan moet hij autonoom en maximaal voor zichzelf kunnen beslissen. Hij is dan ook vrij om zich te verenigen en te organiseren zolang hij daarmee de rechten van zijn medeburgers niet aantast. Bij twijfel of betwisting wordt er onderhandeld, maar kiesdrempels en schuttingkringen zijn uit den boze. Het resultaat kan nog steeds een 'België' zijn, maar dan een België Ondersteboven. In plaats van zoals nu alle wetgevende, uitvoerende en rechterlijke machten bovenaan te plaatsen onder het mom van 'wij, de natie der Belgen' en 'solidariteit', plaatsen we de burgers voor hun verantwoordelijkheid om zich als bewuste en respectvolle burgers te gedragen. In dergelijke samenleving heeft niemand de pretentie om te spreken in naam van alle anderen, heeft niemand het recht om privileges op te eisen en heeft niemand het recht om vanuit een machtspositie voor een ander te beslissen.

Zoals we er reeds op alludeerden, heeft veel te maken met macht en de taal van het geld. Het sleutelwoord hierin is de belasting die we afdragen en de diensten die de overheid hiervoor in de plaats geeft. In een België Ondersteboven is het de onderste laag die de belastingen betaalt voor diensten van een hoger niveau. Dit wordt onderhandeld en niet opgelegd. De overheid heeft daarbij ook het monopolie niet. Overeenkomsten kunnen vernieuwd of opgezegd worden. Sommigen zullen nu luidkeels gaan roepen dat dit de solidariteit ondermijnt. Niets is minder waar. Echte solidariteit begint onderaan en wordt lokaal ingevuld, in de eerste plaats binnen het gezin of de lokale gemeente. Tenslotte is men daar beter geplaatst om de medemens te helpen dan men dit kan met het zoveelste ministeriële besluit waar vooral een belangengroep bij gebaat is.

Men kan zich afvragen of dit Belgische niveau dan geen lege doos geworden is. Dit is niet het geval omdat in dergelijk bestel de bevoegdheden gedistribueerd zullen zijn waar dat het meest zinvol is. De som is even groot en wellicht zelfs groter. Materies die de draagkracht van een lokale gemeenschap te boven gaan, moeten overlegd worden op het niveau waar dit zinvol is en niet vanuit een centraal wereldvreemd ministerieel kabinet. In dergelijk bestel moet het Belgische niveau wel degelijke regels vastleggen, maar de uitvoering ervan lokaal laten invullen. Die regels moeten de principes formuleren en de arbitragemogelijkheden in geval van conflict, maar niet het detail van de uitvoering. Het is juist die vermenging van wetgevende, uitvoerende en in vele gevallen zelfs de rechterlijke macht via het spel van de politieke belangen en hun achterban die de oorzaak vormt van de huidige crisis. Onze representatieve democratie is geen democratie meer om de eenvoudige reden dat de representatie haar eigen institutie is geworden. Sommige politici zijn er zelfs in geslaagd dynastieën op te bouwen die via de bloedlijn doorgegeven werden.

Ten slotte is er vandaag een heel goede reden om dat Belgische niveau in een essentiële maar sterk beperkte vorm te behouden. Vandaag wordt ons dagelijks leven al te veel bepaald door het Europese niveau, dat net zoals het huidige Belgische federale niveau wetten dicteert vanuit een commissie waarvan niemand rechtstreeks verkozen werd en met miskenning van de rechten van de minderheden. Dit uit zich in een bemoeizucht tot op het laagste niveau zoals welke kaas we nu nog mogen eten. De Belgische crisis is dan ook een voorbode van een te verwachten grote Europese crisis. Als men de actualiteit rond de fameuze Europese grondwet wat volgt, dan weet men dat die in feite al begonnen is. Europa is zijn bevoegdheid te buiten gegaan en de mandarijnen hebben de macht in handen genomen. Terwijl een echte grondwet een goede zaak kan zijn, een dikke onleesbare turf van zeshonderd bladzijden, ook al is die herdoopt tot het statuut van verdrag, is dat niet, zeker als dan blijkt dat de Europese nomenclatura het zonder referendum door de strot van de burger wil duwen.

Willen we daar niet aan meedoen, dan kunnen we nog steeds het voorbeeld van Zwitserland volgen en ons beperken tot bilaterale verdragen die vooral het vrije handelsverkeer moeten nastreven en aan de burger zijn vrijheid en verantwoordelijkheid geven op lokaal vlak. Zwiterserland, dat nochtans qua taal- en cultuurgemeenschappen nog veel diverser is dan het huidige België, lost dit al meer dan honderdvijftig jaar op een vreedzame wijze op en de burger is er welvarend. De natiestaat zoals wij die kennen bestaat er niet, maar wel een traditie van directe democratie en referendum die teruggaat op een eeuwenoude Germaanse traditie die de tand des tijds beter doorstaan heeft dan alle centralistische staatsvormen die in naam van de burger de rechten van alle minderheden, waaronder die van de burger zelf, met de voeten getreden hebben.

 

Bron:

http://www.workforall.org/drupal/?q=en/node/134


Een vroeger opiniestuk van 04.02.2007

Pleidooi voor een België Ondersteboven

De Belgische structuur zit scheef. Nu zelfs Stan Maes, de hoofdeconoom van premier Verhofstadt, het zegt, moet het wel waar zijn. Het moge gezegd, terwijl de belastingopbrengsten nog nooit zo hoog geweest zijn, wordt de federale begroting elk jaar weer een samenraapsel van dubieuze operaties om de begroting alsnog sluitend te krijgen. Bij de gewestregeringen daarentegen zijn er overschotten terwijl zij hun dotaties van de centrale federale overheid krijgen. Wat zit er mis? Wat er mis zit is heel simpel: de piramide staat op zijn kop en de punt staat op de schouders van de hardwerkende burger. In feite is het een opeenstapeling van piramides. Eerst het stadsbestuur, dan de provincie, dan het gewest, dan de Belgische federale overheid en ten slotte de Europese overheid. Het regent dan ook wetten en reguleringen van boven naar beneden, terwijl de belastingstroom van beneden naar boven gezogen wordt. Wat de burger ervan terugkrijgt, is maar een fractie, want er is heel wat energie nodig om zo'n omgekeerde piramide overeind te houden. Dat hebben ze nu eindelijk begrepen, want de scheeftrekking begint wat buiten proporties te geraken. Er zijn de noord-zuidtransfers en er zijn de interregiotransfers. Allemaal bedoeld om de zwakkeren te helpen, maar in de praktijk blijken het grotendeels bodemloze putten te zijn. Men koopt nu eenmaal geen burgerzin, werklust, innovatie en ondernemingszin met geld, maar wel door deze natuurlijke eigenschappen niet te onderdrukken. Er zijn nu ook groeiende transfers tussen de generaties van jong naar oud en van werkenden naar niet-werkenden. Net zoals onze staatsstructuur heeft ook de bevolkingsstructuur meer en meer het uitzicht van een omgekeerde piramide. Laten we ze even omdraaien en weer met haar basis op de grond plaatsen.

Het begint allemaal bij zelfredzaamheid en democratie. In een echte democratie met een echte morele basis streeft men ernaar in alle vrijheid te leven en zo weinig mogelijk diezelfde vrijheid van anderen aan te tasten. Natuurlijk, we maken allemaal deel uit van een sociaal geheel. Als individu zijn we ergens opgenomen in familie- of gezinsverband (tenminste, dat mogen we voor iedereen hopen), leven we in een straat of wijk, leven we in een gemeente of stad, leven we in een gewest, leven we in een land en leven we in een werelddeel. Toegepast op het sociale leven betekent dit dat men zo veel mogelijk zelf beslist en voor zichzelf zorgt. Sociale hulp komt daarbij in de eerste plaats van het gezin, de lokale gemeenschap of ieders sociaal netwerk. Hoe verder we ons daarvan verwijderen, hoe minder de rol zou moeten worden. De niveaus erboven (gemeente, gewest, land) zijn er eerder om de omgeving te scheppen waarin we als individu met ons sociaal netwerk het best tot ontplooiing kunnen komen. Want op die manier heeft de gehele samenleving er baat bij.

Op politiek vlak betekent dit dat men pas delegeert (naar boven, niet naar onder) als men het zelf op zijn niveau niet meer aankan of als dat niet efficiënt is. Straten aanleggen en publieke voorzieningen bijvoorbeeld. Kanalen aanleggen en luchthavens. In het politieke proces kiezen we daarvoor mensen die dergelijke zaken ter harte nemen, maar we zouden hen enkel maar over die dingen mogen laten beslissen die we echt zelf niet aankunnen. In de politieke piramide betekent dit dat hoe hoger men zit, hoe minder men zou mogen kunnen beslissen over detailzaken, maar des te meer over zaken met grote omvang en met verstrekkende gevolgen. Soms wordt dit het subsidiariteitsprincipe genoemd.

Als we dit toepassen op de financiële stromen die nodig zijn om dit geheel te laten werken, betekent dit dat elk lager niveau aan het hogere niveau afgeeft in ruil voor 'diensten' (in de ruime zin van het woord) die men op zijn niveau niet kan bekomen. Dit is vrij verschillend van het huidige systeem, waarbij de centrale overheid ongeveer honderd procent int en dan druppelsgewijs naar beneden herverdeelt. Dat hierbij veel onderweg verloren gaat, is evident. In het voorgestelde democratische systeem negotieert het lagere niveau met het hogere niveau en betaalt het lagere niveau in functie van de bedongen diensten. Met andere woorden, de burger is opnieuw de klant en de overheid is de leverancier. In een democratie is de klant koning en benoemt hij zijn ministers.

Men kan zich natuurlijk afvragen waarom in onze parlementaire democratieën de piramide op haar kop is gaan staan. De reden hiervoor is dat het spel zoals hierboven geschetst niet door iedereen even eerlijk gespeeld wordt. Er zijn de belangenorganisaties en de politieke partijen zijn hun lakeien. Dat ze bestaan, is geen probleem op zichzelf, want zich verenigen is een vrij recht. Evenwel, het wettelijk systeem van de samenleving misbruiken om die belangen te vergrendelen, sluit het democratische spel kort. Het is zelfs zover gekomen dat politieke partijen die geen belangenorganisaties hebben, in feite buitenspel zijn gezet. Maar zo is het begonnen. De stem van de kiezers is niet langer een stem voor een verkozene, maar een stem voor een politieke partij en de belangengroepen die erachter staan. Eens de stem gegeven, heeft de kiezende burger zijn mandaat gegeven en wat de politiek er dan van maakt, is zo goed als niet meer in zijn controle. Het contract tussen burger en politici wordt blindelings getekend.

Wie verkozen wordt, is niet noodzakelijk diegene die het mandaat uitoefent. De particratie heeft aldus de parlementaire democratie opgeheven terwijl wat we nodig hebben eerder een directe democratie is. Let wel, zelfs als de piramide weer recht zou staan, zullen we nog geen directe democratie bekomen. Zolang men bijvoorbeeld zelfs op gemeentelijk vlak 'inspraak' gelijkstelt met een informatieavond waarbij de burgemeester zijn beslissingen meedeelt en de gemoederen sust met een receptie achteraf, zal er in wezen weinig veranderen. Daarvoor moeten er nieuwe regels komen en wellicht ook een nieuwe politieke klasse die opnieuw het onderscheid kan maken tussen wat recht is en krom is. Het Zwitserse systeem kan hiervoor model staan. Dit systeem is eeuwenoud en gaat terug op de Germaanse traditie waarbij men bijvoorbeeld eenmaal per jaar op het dorpsplein samenkomt en met handopsteking beslissingen treft. Ons systeem is afgeleid van de 'moderne' natiestaat waarbij een koning zijn onderdanen privileges afstaat. Het moge een paradox lijken dat het oeroude Germaanse systeem veel dichter staat bij de echte democratie en een veel beter model aanbiedt voor de globaliserende wereld waarbij de technologie de facto de burger kan bevrijden van zijn maatschappelijk keurslijf waarin de natiestaten hem proberen te doen passen.

In dit verband wordt ook de vrije markt als economisch systeem dikwijls aangevallen vanuit een linkse hoek die het eerder bij een centralistische planning houdt. De markt zou er een van uitbuiting en machtsmisbruik zijn. Er zijn uiteraard gevallen van machtsmisbruik, want geen enkel sociaal verband is daar immuun voor, zelfs op zeer kleine schaal tussen twee mensen. De vrije markt is evenwel veel democratischer dan gelijk welk gevestigd politiek systeem omdat men er telkens opnieuw bij elke transactie stemt of als men dat niet wil, niet stemt en zich onthoudt. Zelfs de machtsmisbruiken worden door dit mechanisme altijd vrij snel onderuitgehaald, behalve als een politiek systeem ze in stand houdt. Wat de belangengroepen doen voor het politiek systeem, doen de lobbygroepen voor de economie en beide zijn in wezen antidemocratisch, ook al vormen ze soms een tegengewicht voor de fratsen van de politieke willekeur. De continu corrigerende werking van de vrije markt is dan ook een goed argument om de financiering van het overheidsapparaat te laten enkel en alleen door een verbruikersheffing. Een consumptietaks voor het algemene goed en een gebruikersheffing voor de rest. In ons centraal geleide systeem betaalt iedereen mee voor alles en kan men zich toch wel de vraag stellen of dat in se sociaal rechtvaardig is.

 

Besluit

Het moge ons optimistisch stemmen dat de federale overheid nu begrepen heeft dat onze ingewikkelde en ondoorzichtige staatsstructuur zich vastgereden heeft. Het is evenwel niet voldoende dat men enkel oog heeft voor de financiële problematiek. Het onderliggende probleem is dat onze staatsstructuur in se niet meer democratisch is en wellicht nooit geweest is als we dit bijvoorbeeld met het ideaal van een directe democratie vergelijken. Dit invoeren kan een werk van lange adem zijn, ook al is het niet uitgesloten dat de toenemende economische en sociale aftakeling dit proces in een stroomversnelling kan doen terechtkomen als het 'Tilting Point' bereikt wordt. Wellicht zal er een vijfde Burgermanifest voor nodig zijn, ditmaal geschreven door de burger zelf.

 

http://www.workforall.org/drupal/?q=en/node/73
Eric Verhulst
Voorzitter www.WorkForAll.org
Een onafhankelijke socio-economische denktank