Oorlog en democratie zijn elkaars tegengestelden: hoe meer oorlog, hoe minder democratie en omgekeerd. Democraten zouden zichzelf meer en meer ook als de ware vredesactivisten moeten zien. Want één ding bleek duidelijk, wanneer je de zogenaamde vredesbetogingen van de laatste weken bekeek: dat waren geen échte vredesbetogingen, dat waren tamelijk ideeëloze optochten waarbij voorstanders van extreemlinkse dictaturen en radicale moslimaanhangers de boventoon voerden.
De huidige oorlog plaatst ons voor een morele paradox. Enerzijds is het duidelijk dat Amerikanen en Britten geen valabele redenen hebben om Irak binnen te vallen. Er is geen enkel bewijs dat de USA of Groot-Brittannië door Irak werden bedreigd. In die zin is de oorlog in Irak een eenzijdige aanvalsoorlog. Maar langs de andere kant is het regime van Saddam Hoessein volstrekt onverdedigbaar. Het is een regime waarin werd gemoord en gefolterd. Net zoals een drenkeling zich niet bekommert om de motieven van de redder, maar eerst en vooral gewoon gered wil worden, zo ook zullen heel wat bewoners van Irak zich niet bekommeren om de motieven van invallers, als ze maar van Saddam Hoessein worden verlost.
Luister even naar Freshta Raper, een Iraakse vluchtelinge die al jarenlang in Londen als wiskundelerares aan de kost komt: 'I could not believe the naiveté of the protestors in Hyde Park a few weeks ago. They wouldn't survive a month if dropped into Baghdad and forced to live as Iraqis live. They would be arrested and tortured as soon as they started complaining about the lack of basic rights – among them, free speech (…) How many protestors have spoken to an Iraqi woman who has been raped – in front of her father and son – by Saddam's thugs? How many have asked an Iraqi mother how she felt when she was forced to watch her son being executed – and then ordered to pay for the bullet that killed him? How many know that these mothers had to applaud as their sons died – or be executed themselves? I saw this in Suleimaniyah. I heard the clapping. I hear it still' ('Ik kon de naïviteit van de betogers in Hyde Park enkele weken geleden niet vatten. Zij zouden geen maand overleven indien zij naar Bagdad werden overgeplaatst om daar te leven als de Irakezen. Ze zouden worden gearresteerd en gemarteld vanaf hun eerste klacht over het gebrek aan mensenrechten, zoals het recht op vrije meningsuiting (…) Hoeveel betogers hebben gesproken met een Irakese vrouw die door Saddams boeven werd verkracht – voor de ogen van haar vader en haar zoon? Hoevelen hebben een Irakese moeder gevraagd hoe het voelt om onder dwang de executie mee te maken van een zoon – en dan te moeten betalen voor de kogel? Hoevelen weten dat die moeders moeten applaudisseren als hun zonen sterven, op straffe van zelf geëxecuteerd te worden? Ik zag dit in Suleimaniyah. Ik hoorde het applaus en ik hoor het nog').
→ Freshta Raper ‘No protest in my name!’
Zeker, ook dit soort getuigenissen kan overdreven of onwaarachtig zijn. Maar ik weet wel dit: indien ikzelf jarenlang had moeten leven in een land waar me vanaf ieder plantsoen en iedere straathoek weer datzelfde pafferige en besnorde gezicht van staatswege werd aangeprezen als de Grote Leider en het Summum van Menselijke Verlichting, terwijl ik tegelijk zou weten dat diversen van mijn verwanten of vrienden door toedoen van diezelfde Leider zouden zijn verzwonden, dan zou ik wellicht ook de komst van de Amerikanen en Britten hebben verwelkomd. Wat ook de verdere motieven van die 'bevrijders' zouden zijn.
Deze oorlog plaatst ons dus voor een paradox. We kunnen niet zonder verdere analyse tégen zijn: Saddam is een moordenaar en moet ongetwijfeld dringend verdwijnen. Maar we kunnen ook niet vóór zijn. De motieven die voor deze oorlog worden genoemd zijn onverdedigbaar, ook al zal het gevolg zijn dat een dictator verdwijnt. Maar anderzijds moeten we toch een voorstelling ontwikkelen omtrent de vraag hoe zo'n dictator dan wél kan verdwijnen (of kan worden vermeden). Een paradox wijst altijd op ideeëntekort. We moeten het ontbrekende idee zien te vinden.
Motieven voor de aanval op Irak
Ik geloof niet – zoals dikwijls wordt beweerd – dat deze oorlog in eerste instantie een petroleumoorlog is. Wellicht dreigt er in de loop van de komende decennia een wereldwijd olietekort, wat de strijd om de olie kan aanscherpen. Maar vooralsnog is er op de wereldmarkt geen olietekort, en het is normaliter veel goedkoper om de olie gewoon op de markt te kopen dan een dure oorlog (gevolgd door een nog duurdere bezetting) te riskeren. Persoonlijk doen de jobstijdingen over 'the end of cheap oil' mij sterk denken aan de doemscenario's waarop de 'Club van Rome' ons dertig jaar geleden vergastte. Dat soort toekomstprojecties is meestal op onvolledige gegevens gebaseerd. Er bestaan bijvoorbeeld, naast de 'klassieke' olie, ook gigantische reserves aan oliehoudende leisteen en teerhoudend zand, waarover weinig wordt gesproken. Die niet-klassieke olievoorraden worden momenteel niet aangesproken, omdat de exploitatie duurder (en meer milieubelastend) is dan de ontginning van ruwe petroleum. Toch is het best mogelijk dat binnen vijftig jaar die niet-klassieke koolwaterstofbronnen massaal worden ontgonnen.
En het is ook waar dat Irak zijn petroleum in euro's betaald wilde zien, een voorbeeld dat bij navolging voor de USA ernstige gevolgen kon hebben: indien de dollar zijn rol als internationaal betaalmiddel verliest, zullen petro- en andere dollars massaal naar de USA terugvloeien en daar een sterke inflatie veroorzaken. Een onaantrekkelijk vooruitzicht, maar niet noodzakelijk erger dan het pad van oorlog en haat – met al de daaraan verbonden menselijke en materiële kosten – waarop de USA zich thans begeeft.
→ Een overzichtelijk artikel over de oliebevoorrading is ‘The End of Cheap Oil’ Scientific American, maart 1998
→ Bush vroeg 75 miljard dollar, of 260 dollar per Amerikaan, om de eerste zes maanden van de oorlog te bekostigen
Ik ontken niet dat petroleum een belangrijk element is in de wereldpolitiek. Maar olie is voor deze oorlog geen determinerend element: de problemen die zich stellen inzake brandstofbevoorrading, laten verschillende reacties en verschillende scenario's toe. De invasie in Irak is een keuze, geen gedetermineerd gebeuren, ook niet voor een kapitalistisch regime.
Wat is dan het echte motief? We naderen de werkelijkheid al wat meer wanneer we de USA niet als een afzonderlijk land beschouwen, maar eerder opvatten als een onderdeel van de feitelijke dubbelstaat USA-Israël. Volgens de Christian Science Monitor (09.12.2002) heeft Israël sinds 1973 van de USA via allerhande kanalen in totaal voor zowat 1,6.1012 dollar steun gekregen. Dat betekent dat iedere Amerikaan, kinderen en gepensioneerden inbegrepen, gedurende de laatste drie decennia per jaar 190 dollar heeft afgedragen aan Israël. Het betekent ook dat per Israëliet en per jaar vanuit de USA ruwweg 10.000 dollar richting Israël stroomt. Een bedrag dat bijvoorbeeld gebruikt werd om een nucleair arsenaal op te bouwen dat de atoommacht van Groot-Brittannië overtreft. De massale steun die de USA aan Israël verstrekt – meer dan de Amerikaanse hulp aan heel Afrika – is op zich reeds een aanduiding dat zuiver economische overwegingen geen uitputtende verklaring kunnen bieden van wat thans gebeurt.
→ Economist tallies swelling cost of Israel to US - CSMonitor.com
Oorlog ontstaat eerst in de geesten van enkelingen. Een belangwekkend artikel in de bekende Israëlische krant Haaretz (White man's burden, 04.04.2003) zegt over de totstandkoming van de huidige oorlog: 'In the course of the past year, a new belief has emerged in the town: the belief in war against Iraq. That ardent faith was disseminated by a small group of 25 or 30 neoconservatives, almost all of them Jewish, almost all of them intellectuals (a partial list: Richard Perle, Paul Wolfowitz, Douglas Feith, William Kristol, Eliot Abrams, Charles Krauthammer), people who are mutual friends and cultivate one another and are convinced that political ideas are a major driving force in history. They believe that the right political idea entails a fusion of morality and force, human rights and grit' ('In het afgelopen jaar is in Washington een nieuw geloof gegroeid, het geloof in een oorlog tegen Irak. Dit geloof werd vurig gepredikt door een kleine groep van 25 tot 30 neoconservatieven, bijna allemaal Joden en intellectuelen (onder wie Richard Perle, Paul Wolfowitz, Douglas Feith, William Kristol, Eliot Abrams, Charles Krauthammer), mensen die elkaars vrienden zijn en elkaar steunen en geloven dat ideeën de drijvende kracht van de geschiedenis zijn. Zij geloven dat rond het juiste politieke idee een complex van moraliteit, kracht, mensenrechten en vastberadenheid zich uitkristalliseert'). Het zijn ideële doelstellingen, niet economische belangen, die de eigenlijke motor zijn van deze oorlog. Dat betekent niet dat economische of geostrategische belangen niet mee verrekend worden. Maar deze berekeningen dienen op hun beurt de ideologie, de geestelijke doelstelling, en niet omgekeerd. Het is bijvoorbeeld zeker juist dat de oorlog grotendeels gevoerd wordt ten dienste van Israël. Maar Israël is zelf het resultaat van een ideologie, van een geestelijk streven.
Zelfs de geostrategische belangen van de feitelijke dubbelstaat USA-Israël zullen ons nog geen sluitende verklaring opleveren voor de huidige oorlog. Want de vraag blijft waarom deze rare dubbelstaat überhaupt tot stand is gekomen. Zuiver economische overwegingen schieten hier zeker tekort. We komen terecht op het terrein van de ideologische motieven in de breedste zin, met obscure etnische en religieuze componenten. Die ideologische motieven leven in de hoofden van radicale protestanten en 'neoconservatieve' joden die een eigenaardig bondgenootschap vormen en samen de dubbelstaat leiden. Best mogelijk dat Ariel Natan Pasko gewoon maar openlijk schrijft wat velen in die middens denken: 'Of course this war against Iraq and Saddam Hussein is for us (…) We already knew that this war is for us – i.e. the Jews and Israel. Chazal – our sages – throughout the ages have explained the Torah, telling us that everything that happens in the world is for the benefit of the Jewish People. Simply put another way, if all the world is a stage, then the Jews – and especially those in the Land of Israel – are the lead actors on the stage of history, and the goyim – the nations, i.e. the gentiles – have supporting roles, while the evildoers are props and background scenery. As our tradition states, G-D – the great playwright – created the world for the sake of the Jewish People, and it is our responsibility to implement the Torah – absolute morality and the blueprint of creation – in it' ('Natuurlijk is deze oorlog tegen Irak en Saddam Hoessein een oorlog voor ons (…) We weten reeds dat deze oorlog plaatsvindt voor ons, voor de Joden en voor Israël. Onze wijzen hebben in de loop der tijden de Thora uitgelegd en ons geleerd dat alles in de wereld geschiedt ten bate van het Joodse volk. Anders gezegd, op de wereld als schouwtoneel bekeken zijn het de Joden – en vooral de Joden die in het land van Israël wonen – die de hoofdacteurs zijn van de geschiedenis. De goyims, de 'naties' of ongelovigen, hebben een ondersteunende rol, en de booswichten staan als nevenfiguren op de achtergrond. Volgens onze traditie schiep de Grote Toneelschrijver de wereld ten bate van het Joodse volk, en het is onze plicht om in die wereld de Thora te verwerkelijken – met zijn absolute moraliteit en zijn blauwdruk der schepping').
→ A.N.Pasko ‘This war is for us’ 26 03 03
Dit soort opvattingen, waarbij de mensheid wordt opgedeeld in twee fundamenteel verschillende groepen (joden en goyim), is verrassend verspreid. Volgens orthodoxe joden zijn joden en niet-joden ten gronde verschillende wezens die ook aan andere wetten moeten gehoorzamen (joden moeten de voorschriften van de Thora en de Talmoed volgen, niet-joden moeten de noachitische wetten volgen). Die ontologische opsplitsing van de mensheid in twee groepen is ondertussen de officiële leer van de katholieke kerk geworden (een feit waarvan de meeste katholieken zich niet bewust lijken te zijn), en werd blijkbaar ook geaccepteerd door het Amerikaanse Congres (die de noachitische wetten als grondslag voor de Natie hebben erkend).
→ In de knipselbijlage F-H zit een herdruk van het artikel dat ik een tijdje geleden hierover schreef.
Het zijn de stromingen op dit niveau die we moeten inventariseren. Het zijn de overtuigingen van diegenen die tot oorlog besluiten die we moeten doorzien. Daarbij is het meme-concept zeer essentieel. Memes zijn pseudo-ideeën, die geen echte samenhangende conceptueel-logische inhoud hebben, maar wel woordenstrengen omvatten waarrond een netwerk van emotionele connotaties is geweven. Memes hebben zoals alle tekensystemen een fysieke uitdrukking, en ze hebben een buitengewoon sterk ontwikkeld zielsmatig of emotioneel appel, op basis waarvan ze zich tussen de mensen kunnen verspreiden. Maar de ideële of inhoudelijke kern van de meme is contradictorisch en dus hol. De zelfstandig denkende menselijke geest kan zich dus niet met een meme verbinden; maar voor geesten die het denken verafschuwen en de macht beminnen, is de meme het aangewezen vehikel. Politiek is grotendeels een memetische strijd: diverse kampen pogen hun pseudo-ideeën of memes in de samenleving te verspreiden. Dat gebeurt door de emotionele connotaties te cultiveren waarvan de te promoten meme is voorzien.
→ zie mijn artikel over memes in de
Witte Werf, dec.2001
Drie memetische geestesstromingen
Memes kunnen kleinschalig of grootschalig zijn. Op wereldschaal treft men duidelijk een drietal 'supermemes' aan, waarmee de naar zelfstandige denkarbeid en naar democratie hunkerende mens voortdurend wordt geconfronteerd.
Tijdens de aanloop naar de oorlog is inderdaad duidelijker dan ooit gebleken dat op de wereld momenteel drie types onzalige geestesstromingen zijn te onderscheiden, die met elkaar in aanvaring komen en alle drie, telkens op hun eigen manier, een antidemocratische stempel dragen. We overlopen.
Jihad
Langs de ene kant worden we geconfronteerd met stromingen als de islam. Gebieden waar dit type stroming overheerst, worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een of andere vorm van gewelddadig opgelegde leer of ideologie. Vrijheid van spreken en handelen is sterk beperkt en democratie wordt principieel verworpen. Het economisch leven dient zich in meerdere of mindere mate te schikken naar de bepalingen van de leer, wat doorgaans tot chronische inefficiëntie leidt. Benjamin Barber creëerde ter aanduiding van dit type geestesstroming de term 'Jihad'.
→ Jihad Vs. McWorld (theatlantic.com)
Benjamin Barber ‘Jihad vs. McWorld’ Ballantine Books New York1995
McWorld
Tegenover de supermeme Jihad staat de stroming die momenteel vanuit machtsoogpunt het wereldtoneel lijkt te beheersen, en die haar basis heeft in de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat. In deze stroming wordt het maatschappelijk leven ten gronde gedomineerd door economische en militaire instellingen. Het economisch leven kan zich in hoge mate volgens de eigen dynamiek ontplooien, verloopt dan ook een stuk efficiënter en biedt meteen ook een draagvlak voor de ontvouwing van een sterke militaire macht. De vrije meningsuiting blijft in dit gebied tamelijk goed overeind. Maar het geestesleven blijft zonder impact op het maatschappelijk leven. Het onderwijs is in handen van de staat, en de media zijn in handen van de economisch machtigen. Er is geen reëel democratisch kanaal waarlangs de ideeën, die in het geestesleven tot ontwikkeling komen, zich een weg kunnen banen naar het globale rechtsleven. Het politieke leven wordt in de USA, op federaal niveau, herleid tot een karikaturale vorm van particratie. Aansluitend bij Benjamin Barber duiden we deze stroming aan met de term 'McWorld'.
Aan de oppervlakte wordt de ideologie van McWorld gekenmerkt door een materialistisch-wetenschappelijke kijk op de werkelijkheid. Meer in de diepte schuilt in deze ideologie de overtuiging dat de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat in het wereldgeheel een superieure status bekleedt, en over een intrinsiek recht beschikt om overal ter wereld militair tussen te komen. Deze basisstellingen van McWorld zijn niet rationeel te verantwoorden. Er is geen enkele rationele grond om te geloven dat de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat geroepen is tot wereldheerschappij, en gerechtigd is om op te treden als wereld-politieman. De zelfstandig denkende mens dient deze supermeme, net als de Jihad-meme, van zich af te schudden.
De Piramide
In de mate dat je stromingen als McWorld en Jihad geografisch kunt lokaliseren (in werkelijkheid zitten al die memes min of meer in ieders hoofd), ligt Europa tussen de twee in. En met name in het oude continent verwerft een derde geestesstroming, die de negatieve kanten van beide andere stromingen in zich lijkt te verenigen, meer en meer invloed. In het politiek-correcte 'oude' Europa domineert een stroming die streeft – niet naar een dictatuur van de Juiste Leer zoals in het Oosten, en niet naar een dictatuur van de economie zoals in het Westen – maar naar een dictatuur van het ondemocratische en anonieme rechtsleven. Deze tendens – die met name in België buitengewoon sterk ontwikkeld is – streeft naar het ontstaan van een 'internationale rechtsorde' die, zonder enige reële democratische legitimatie, macht kan uitoefenen over de naties, de volkeren en de individuen. Instellingen zoals de VN, het Internationaal Gerechtshof en dergelijke zijn voor deze geestesstroming belangrijke instrumenten van een uit te bouwen juridische wereldorde.
De Belgische 'genocidewet' is bijvoorbeeld een typisch product van deze stroming. Het belangwekkende aan deze wet is dat zij het soevereiniteitsprincipe doorbreekt, en vervolging mogelijk maakt van mensen op basis van een wet die buiten de medezeggenschap van de vervolgden tot stand kwam. Hiermee wordt het basisconcept van de rechtsstaat verlaten. Dit basisconcept behelst dat diegene die onderworpen is aan een wet, in principe ook langs democratische weg mee kan vormgeven aan die wet. Wetten ontlenen in een democratie hun gezag precies aan het feit dat ze in principe gemaakt worden door de burgers op wie ze van toepassing zijn. De verwijzingen van de voorstanders van dit soort wetten naar 'mensenrechten' en dergelijke klinken volstrekt hol, wat al direct blijkt uit het feit dat de genocidewet de facto niet van 'toepassing' is op de machtigen der aarde, zoals Sharon of Bush. Ten gronde streeft deze derde geestesstroming naar een wereldomspannend 'rechtssysteem' waaraan geen enkele mens zich nog kan onttrekken. Niemand zal nog asiel kunnen vinden ten opzichte van dit universeel rechtssysteem, en burgers zullen op de aard en inhoud van die wetten geen enkele reële democratische invloed kunnen uitoefenen. Aansluitend wordt ook gestreefd naar een planetair belastingsysteem (zie bijvoorbeeld: Olivier Giscard d'Estaing, Plaidoyer pour des taxes mondiales, Le Monde 28.03.2003).
Voor eigen gebruik duid ik deze derde stroming aan als de 'Piramide'. Ik ontleen deze term aan Michel Schooyans, die (in: La Face cachée de l'ONU, Paris: Le Sarment 2000; zie ook Witte Werf 1/2001) heeft gewezen op het grote belang dat in bepaalde politieke middens wordt gehecht aan de rechtsleer van Hans Kelsen, volgens wie 'l'ordre juridique n'est pas un système de normes juridiques placées toutes au même rang, mais un édifice à étages superposés, une pyramide ou hiérarchie formée (pour ainsi dire) d'un certain nombre d'étages ou couches de normes politiques' (p. 143-144; 'De juridische orde is geen systeem opgebouwd uit rechtsnormen van gelijke rang, maar een gelaagde structuur, een piramide of hiërarchie die als het ware uit een zeker aantal verdiepingen of lagen van rechtsnormen bestaat'). Volgens Kelsen zijn het niet de personen die het recht maken; het is het recht dat de personen maakt: 'La théorie pure du droit (…) dissout le concept de personne, parce qu'elle montre qu'il répond simplement à la personnification d'un complexe de normes juridiques' (p. 137; 'De zuivere rechtstheorie vernietigt het begrip 'persoon', omdat de theorie aantoont dat de persoon enkel een personificatie is van een complex van juridische normen'). Recht ontstaat in die visie niet vanuit morele impulsen van individuen, maar legt integendeel aan de personen het normenstelsel op dat zich volgens een eigen dynamiek ontwikkelt. Niet alleen de personen, maar ook de staten zijn onderworpen aan het zich autonoom ontvouwende mondiale rechtssysteem: 'La fin ultime de l'évolution du droit, qui va vers la centralisation croissante, apparaît être l'unité organique d'une communauté universelle ou mondiale, fondée sur un ordre juridique, ou, en d'autres termes, la formation d'un état mondial (…) L'Etat apparaît comme déterminé dans son existence juridique par le droit international (…); il apparaît donc comme un ordre juridique délégué par l'ordre juridique international (…) Seul l'ordre juridique international est souverain; aucun ordre étatique ne l'est' (p. 152-154; Schooyans citeert in de citaten hierboven telkens Kelsen: 'Het recht centraliseert steeds meer, en het uiteindelijke doel schijnt daarbij te zijn de organische eenheid van een universele en mondiale gemeenschap, gebaseerd op een juridische orde, of met andere woorden, de mondiale staat (…) De staat lijkt in juridisch opzicht bepaald te worden door het internationale recht (…); hij lijkt een juridische entiteit te zijn, ontstaan door delegatie vanuit het internationale recht (…); slechts de internationale juridische orde is werkelijk soeverein, staten zijn dat niet'; p. 152-154).
McWorld verwerpt de 'internationale rechtsorde' van de Piramide en beoogt wereldsuprematie voor de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat. Heel symptomatisch is bijvoorbeeld het artikel van Richard Perle in The Guardian (Thank God for the death of the UN, 21.03.2003). De gespannen relatie tussen de VS en het 'oude' Europa blijkt in wezen een spanning te zijn tussen de Piramide en McWorld (waarbij men moet bedenken dat de Piramide sterker ingeplant lijkt in de top van de Democratische Partij, terwijl de McWorld-supermeme domineert bij de Republikeinen). Schooyans karakteriseert eigenlijk het verschil tussen McWorld en de Piramide als hij schrijft: 'Les totalitarismes 'classiques' du XXe siècle avaient des dictateurs parfaitement visibles, et leurs régimes se donnaient des institutions qu'il était loisible de décrire. Le nouveau totalitarisme qui est en train de se mettre en place au nom de l'ordre juridique international est un totalitarisme collectif, anonyme, sans visage' (p. 161; 'De 'klassieke' vormen van totalitarisme uit de twintigste eeuw hadden duidelijk zichtbare dictators, en de regimes richtten duidelijk herkenbare instellingen op. Het nieuwe totalitarisme dat zich momenteel installeert in naam van de internationale rechtsorde, is collectief, anoniem en zonder gelaat').
De Piramide is zeer efficiënt in ideologisch opzicht. Jihad is de armzaligste leugenaar, McWorld doet het een stuk beter, maar de Piramide is de ultieme meester in misleiding, bedrog en de opwekking van valse 'morele' gevoelens. Veel beter dan McWorld slaagt de Piramide erin om haar doelstellingen te verbergen achter een soort collectieve, op leugens gebaseerde pseudomoraal. Die leugens kunnen rood of groen zijn. Een interessant voorbeeld is het Kyoto-akkoord, dat door McWorld wordt afgewezen. Het Kyoto-akkoord is gebaseerd op de bewering dat de aarde opwarmt ten gevolge van menselijke activiteit (productie van het broeikasgas CO2 door verbranding van fossiele brandstoffen). Ik sta al jarenlang uiterst sceptisch tegenover die stelling. De reden voor mijn achterdocht vond ik onlangs nog eens kort en klaar geformuleerd in een opiniestuk van Luc Debontridder, verantwoordelijke klimatologische informatie aan het KMI (De Standaard 08.01.2003, p. 8). Over de bewering dat de opwarming van de laatste vijftig jaar wellicht het gevolg is van toename van concentraties aan broeikasgassen, schrijft Debontridder: 'Die stelling valt helemaal niet te verzoenen met de onzekerheden die inherent zijn aan de huidige klimaatmodellen. Die onzekerheden hebben te maken met de enorme complexiteit van het systeem aarde-atmosfeer, waarin diverse soorten terugkoppelingen plaatsgrijpen: de wisselwerking tussen wolkenlagen en straling, bijvoorbeeld. Geen enkel bestaand klimaatmodel is bij machte om alle aspecten van deze terugkoppeling op een bevredigende manier te beschrijven.' Niemand betwist dat er de laatste decennia een opwarming plaatsvond. De oorzaken hiervan zijn echter niet bekend. Tijdens de middeleeuwen (tussen de negende en de veertiende eeuw) was het trouwens warmer dan nu; de oorzaak hiervan blijft onbekend, maar heeft in elk geval niets met verbranding van steenkool of aardolie te maken. Amper twintigduizend jaar geleden (een flits op de geologische tijdschaal) liep de ijstijd ten einde. Niemand weet echt waarom die ijstijd optrad, noch waarom hij ophield. De simpele waarheid is dat wij niet weten waarom het klimaat op wereldschaal schommelt. Wat we wél zeker weten is dat enorme schommelingen zijn opgetreden in tijden waarin de mens niet op grote schaal fossiele brandstoffen verbruikte. De zogenaamde strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen is echter een ideaal thema om de installatie van wereldwijde bureaucratieën en controleorganen te verantwoorden, wat precies past in de Piramide-ideologie.
De Piramide streeft naar de onderwerping van de soevereine staten aan een wereldomspannend anoniem (on)rechtssysteem, met een liberale economie en een strikte beperking van het vrije spreekrecht. Om de soevereine staten onderuit te halen is migratie en 'multiculturaliteit' een belangrijk instrument. 'Migratie is een instrument in hoofde van sommigen om onze Europese maatschappij onderuit te halen en door een ultraliberaal model te vervangen. Daar bedank ik voor. Ik vind dat we eerst moeten zorgen voor onze eigen gemeenschap, waar nog genoeg werkloosheid bestaat', zegt commissaris-generaal Pascal Smet nogal cryptisch in Knack (09.04.2003, p. 30; zie verder mijn artikel in de Witte Werf 1/2001, over het boek van Schooyans).
De protagonisten van de Piramide nemen van Jihad het principe over van vrijheidsberoving op geestelijk gebied. In feite heeft de Piramide de bolsjewistische instelling ten opzichte van het geestesleven overgenomen. De val van de Muur is eigenlijk tweerichtingsverkeer geweest: het wilde kapitalisme wordt vanuit het Westen in Oost-Europa ingevoerd, terwijl het dictatoriale geestesleven vanuit het Oosten in West-Europa wordt binnengesmokkeld. Dat is ook de grond waarom politieke taboes en andere cordon sanitaires enkel uiterst rechts, en nooit uiterst links betreffen: links verliet zijn kritiek ten gronde op het kapitalisme, en mag zich in ruil uitleven in de installatie van een steeds nijpender wordend geestelijk dwangregime. De laatste decennia maken we met name in Europa een dramatische expansie mee van allerhande censuur- en muilkorfwetten, en parallel daarmee de oprichting van staatsorganen voor de geestelijke controle van de bevolking. Van McWorld neemt de Piramide het gedeeltelijk primaat over van de economie op het rechtsleven: geld, grond en arbeid worden meer dan ooit gedegradeerd tot koopwaar (de valse 'liberalisering' van de economie).
Ook de Piramide is een supermeme. Er is immers geen rationele grond om de autoriteit te accepteren van een wereldomvattend en uniform rechtssysteem dat geen enkele democratische legitimiteit heeft. Waarom bijvoorbeeld zou een instelling als de VN, met een willekeurig samengestelde Veiligheidsraad waarin onder meer een regelrechte dictatuur als China zitting heeft, meer moreel krediet moeten krijgen dan bijvoorbeeld de Amerikaans-Israëlische dubbelstaat waarop McWorld steunt?
Democratie is de ware vredesduif
Zijn mensen oorlogszuchtig? Deze Tweede Golfoorlog biedt ter zake interessante waarnemingen. In Groot-Brittannië was, tot op het ogenblik dat de vijandelijkheden uitbraken, een duidelijke meerderheid van de Britten tegen de oorlog gekant. Dit veranderde op het moment dat de vijandelijkheden daadwerkelijk van start gingen. Blijkbaar stappen een aanzienlijk aantal mensen op dat ogenblik over op een andere modus: een soort instinctieve groepsidentificatie vervangt het gewone oordeelsvermogen. Wanneer de oorlog uitbreekt, overweldigen mechanismen van groepssolidariteit en demonisering van de vijand bij velen het autonoom gevormde oordeel.
In de Daily Mirror verschenen op 31 januari de resultaten van een voor de krant gehouden peiling over de oorlog tegen Irak. Hieruit bleek dat 84 procent van de Britten zich verzet tegen een Amerikaans-Britse aanval op Irak (tegen 9 procent voorstanders). Terwijl 43 procent van de ondervraagden een oorlog onder alle omstandigheden verwerpt, vindt nog eens 41 procent dat een UN-mandaat in elk geval vereist is om tot oorlog te komen (deze laatste vaststelling wijst op de enorme impact die de Piramide-ideologie bij het publiek reeds heeft verworven).
Nog interessanter luidde het antwoord op een vraag die bij zulke peilingen doorgaans niet wordt gesteld: 62 procent van de Britten wil dat een oorlog tegen Irak eerst via een referendum moet worden goedgekeurd. De Daily Mirror voegt daaraan toe: 'Such a vote would produce a certain No' ('Zo'n stemming zou zeker op een Neen uitdraaien').
Uit de peiling bleek nog dat 63 procent van de ondervraagden geen vertrouwen had in Blair.
Deze massale antioorlogsstemming veranderde echter dramatisch zodra de vijandelijkheden daadwerkelijk begonnen. De enige verklaring voor zo'n ommezwaai lijkt mij te zijn dat nationale en raciale groepsinstincten het oordeelsvermogen gaan overweldigen vanaf het ogenblik dat er daadwerkelijk geschoten en gedood wordt.
In de USA kon men een vergelijkbaar fenomeen waarnemen. Voor de start van de invasie is er bij de Amerikanen nooit een meerderheid geweest voor een eenzijdige interventie (buiten VN-verband) in Irak. Dit veranderde toen de vijandelijkheden daadwerkelijk van start gingen. Bij het begin van de Tweede Golfoorlog steunde 72 procent van de Amerikanen de interventie (bij de Eerste Golfoorlog was dit 81 procent). Het is bijzonder merkwaardig dat deze steun zeer ongelijk is verdeeld. Aanhangers van Republikeinen en Democraten steunen de huidige oorlog voor respectievelijk 93 en 66 procent, en andere Amerikanen voor 53 procent. Blanken steunen de oorlog voor 78 procent, zwarten voor slechts 29 procent. Cijfers die eigenlijk maar begrijpelijk zijn indien men aanneemt dat groepsidentificatie-mechanismen een grote rol spelen.
Naarmate mensen zelfstandiger en individueler reageren, zijn ze minder tot oorlog geneigd. De oorlogszucht neemt toe naarmate mensen in de greep geraken van supermemes, die als een soort ersatz voor hun zelfstandige denkactiviteit optreden. Het komt erop aan om het maatschappelijk substraat te ontwikkelen waarin dit zelfstandige denken zich optimaal kan ontplooien, en optimale maatschappelijke vrucht kan dragen. Dat substraat is de democratie.
Wat we nu op wereldschaal meemaken, lijkt een soort clash te zijn tussen Jihad en McWorld. De Piramide, de supermeme die in het 'oude Europa' haar zwaartepunt heeft, speelt als het ware McWorld en Jihad tegen elkaar uit. Die strijd tussen de supermemes in de hoofden van de mensen verlamt het rustige, zelfstandige denken en drijft tot oorlog.
Democratie is juist de instelling die de individuele mens aanmoedigt om – zeker in tijden van maatschappelijke crisis – autonoom te blijven denken. Democratie biedt immers een bedding waarlangs de individuele denkactiviteit kan bijdragen tot de verwerkelijking van een maatschappelijke oplossing. Democratie is het kanaal waarlangs het individuele denken van de ene mens in voeling komt met het denken van de andere, waarbij wederzijdse correctie en inspiratie optreedt, waarheid aan het licht gebracht wordt en inzicht tot stand komt, dat daarna ook via de democratische besluitvorming in daadwerkelijke maatregelen uitmondt.
Democratie ambieert, in tegenstelling tot dictatuur of particratie, niet om álles te regelen. Democratie laat het denken en spreken van de individuen volstrekt vrij, omdat de democratie beseft dat haar bron juist gelegen is in de wereld van de vrije individuele geest, en dat haar vruchtbaarheid helemaal afhangt van een geestesleven dat juist niet 'democratisch' is geregeld. Daarin verschilt het democratisch streven van Jihad. Democratie brengt onder haar bevoegdheid, niet het economisch leven, maar wel de stukken rechtsleven die nu ten onrechte als koopwaar worden beschouwd. Recht op arbeid, recht op het bezit van de productiemiddelen waarmee men arbeidt, recht op bezit van de grond waarop men woont en werkt, zullen in een democratische samenleving natuurlijkerwijs van de markt worden gehaald en binnengeloodst worden in het gebied waar ze thuishoren, namelijk in het rechtsleven. Excessieve inkomens- en loonsverschillen of ontsporende grondprijzen (twee verschijnselen die de laatste jaren versterkt opduiken) worden door de grote meerderheid van de mensen niet gewild. Op dit punt staat de democratische dynamiek haaks op het streven van McWorld.
En in beide hierboven vermelde opzichten verschilt het democratisch streven van zijn radicale, diametrale tegenbeeld: van de politieke correctheid, van de moraliserende leugen, van de supermeme Piramide.
In dit tijdsgewricht kunnen democraten maar één taak hebben: hun geestelijke autonomie ten opzichte van deze drie nefaste en irrationele supermemes zorgvuldig bewaren, en de koers gericht houden op het primaire ideaal dat nu door de mensheid gerealiseerd moet worden: de totstandkoming van een reële, daadwerkelijke democratie. Want alle wezenlijke hervormingen, die op alle mogelijke levensdomeinen nodig zijn, kunnen in een eeuw als deze enkel nog langs democratische weg worden verwerkelijkt.
Het is moeilijk om zich voor te stellen hoe de zaken gelopen zouden zijn indien in Noord-Amerika en Europa reële democratieën in functie zouden zijn. Het is weinig waarschijnlijk dat Saddam Hoessein dan überhaupt nog aan de macht zou zijn geweest in Irak. Want we vergeten te gemakkelijk dat Hoessein in de jaren tachtig aanzienlijke militaire steun kreeg uit het Westen, met name bij het bloedige conflict met Iran. En van reële, vitale democratieën zou voor de bevolking in Arabische landen ook een aantrekkingskracht uitgaan, die veel sterker zou zijn dan het fletse voorbeeld dat door de nu geïnstalleerde particratieën wordt geboden. En ten slotte is het ook zeer twijfelachtig (gezien de aanvankelijke weerzin tegen de oorlog) dat de invasie na een open democratisch debat gevolgd door directe volksstemming, op een meerderheid had kunnen rekenen in de USA en Groot-Brittannië. In reële democratieën zou ook veel sterker het ideaal leven van nationale soevereiniteit – de conditio sine qua non voor het bestaan van iedere democratie. De terughoudendheid om in te grijpen in een ander land zou veel groter zijn (zoals het Zwitserse voorbeeld trouwens illustreert).