Vlaamse scholen die belastinggeldden van ouders willen recupereren en gebruiken voor onderwijs, moeten ervoor zorgen dat hun leerlingen aan bepaalde eindtermen voldoen. Dat er in die eindtermen kennis staat die kinderen moeten verwerven, weet iedereen. Maar er staan ook expliciet bepaalde attitudes in beschreven die ieder kind moet verwerven. Dit wordt 'opvoeding tot burgerzin' genoemd:
'Een mens wordt niet met burgerzin geboren: hij verwerft burgerzin door opvoeding. De school, als maatschappelijke instelling, is een plaats waar kinderen en jongeren hiertoe kansen krijgen.'
Vervreemding
Waarom alle schoolgaande kinderen de in de eindtermen beschreven burgerzin tot zich moeten nemen, staat wat verder beschreven: 'De hoge graad van techniciteit op diverse terreinen in de samenleving, bijvoorbeeld op het wetenschappelijke of het politiek-juridische terrein, creëert een aantal nieuwe mogelijkheden, maar houdt ook risico's in. Een hoge graad van techniciteit kan leiden tot ondoorzichtigheid. Deze kan immers aanleiding geven tot vervreemding of onverschilligheid tegenover het maatschappelijk gebeuren en hierdoor kan de relatie tussen burger en overheid onder druk komen te staan. Een poging ondernemen om aan deze ondoorzichtigheid te verhelpen is net een van de doelstellingen van opvoeden tot burgerzin.'
De bovenstaande legitimering houdt geen steek. Het is alleen maar een rookgordijn dat ons afleidt van het echte doel van 'opvoeden tot burgerzin', namelijk het wegnemen van de natuurlijke afkeer die mensen hebben tegenover de werking van het politieke bestel. Net zoals in centralistische staten als het klassieke Sparta of het industriële Pruisen worden kinderen in het Vlaamse onderwijs tot gehoorzame burgers gekneed. Dit gebeurt door kinderen van jongs af aan een specifiek mensbeeld aan te praten, dat als volgt wordt beschreven:
'Als individu maakt men deel uit van steeds groter wordende entiteiten. Niet alleen de lokale, regionale of nationale realiteit is bepalend voor het functioneren van het individu. Steeds meer wordt het leven van de individuele burger meebepaald door supranationale structuren en mechanismen.'
Concreter vertaald: 'Kinderen leven niet op een eiland in hun eigen kinderwereld. Hoe klein zij ook zijn, zij maken deel uit van een groter geheel en zij vervullen ook al heel vroeg een aantal rollen, bijvoorbeeld een rol als consument (tv, speelgoed, computer, ...) of een rol als deelnemer aan het verkeer. Ook vanuit de rollen die kinderen later als volwassene moeten vervullen, kan men een aantal indicaties geven, bijvoorbeeld hun rol als man of vrouw later in de samenleving, hun rol als kiezer voor het functioneren van onze instellingen, hun rol als werkgever of werknemer, ...'
Termiet
Een mens bestaat dus slechts als 'deel van het geheel'; een termiet in een kolonie, een radertje in een machine. Dat geheel wordt altijd maar groter, en het relatieve aandeel van het individu steeds kleiner. Vrijheid van keuze is een illusie. De handelende persoon wordt l'homme moyen, bepaald door de rollen die hij te vervullen heeft. Het concrete interioriseren van dit mensbeeld gebeurt door middel van de in de eindtermen beschreven attitudes. Onder de titel Ik en de anderen: in groep vinden we terug:
'De leerlingen hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.'
Kinderen moeten dus leren dat er zoiets bestaat als een 'groep', verheven boven het individu, en die 'groep' vaardigt onuitgesproken regels uit. Die onuitgesproken regels zijn dan ongetwijfeld gebaseerd op een aantal ideeën van de 'groep', wat natuurlijk onzin is. De 'groep' kan nooit een idee hebben over iets, net zomin als dat de 'groep' regels kan uitvaardigen – enkel individuen kunnen dat. Het inplanten van deze groepsidee in kinderen is echter essentieel om dociele burgers voort te brengen, die niets ondernemen zonder het consent van de 'groep'. Mensen dus, die gehoorzamen aan diegenen die zichzelf tot spreekbuis van de groep hebben uitgeroepen – de herders van de kudde. Dit zijn eerst de leerkrachten, door het leerplan in de rol van dictator gevangen, en later de politici, die de groep leiden met de verkiezingsuitslagen als vrijbrief.
Respect
Voorts staan de eindtermen bol van woorden als 'respect' en 'verdraagzaamheid'. Ook deze attitudes staan in functie van de nagestreefde dociliteit: 'In een afgeleide betekenis dwingt deze verdraagzaamheid tot respect voor de procedures en de instellingen die het democratisch pluralisme ondersteunen en de kwaliteit van de democratische debatten bevorderen. Dit respect krijgt bijvoorbeeld gestalte in een positieve vooringenomenheid ten gunste van de procedures en de instellingen van het democratisch regime, op de verschillende niveaus van de politieke beleidsvorming. Het is met andere woorden belangrijk dat de spelregels en instellingen van de democratie worden gerespecteerd.'
Een expliciete doelstelling van de eindtermen is dus voorkomen dat de politieke instellingen in vraag worden gesteld. Gehoorzaamheid aan en ontzag voor de politieke kaste is dan ook een expliciete doelstelling van de eindtermen. Onder de titel Democratische raden en parlementen: 'De leerlingen aanvaarden beslissingen die volgens parlementaire procedures zijn genomen [en] brengen waardering op voor de functie en de taken van leden van raden (zoals gemeente- en provincieraden) en parlementen.'
Dit respect voor en aanvaarden van onze politieke instellingen is echter niet voldoende. Om de gehoorzaamheid compleet te maken, is de idee van afhankelijkheid nodig. Eerst wordt komaf gemaakt met de idee dat mensen zelf over hun eigendom kunnen beschikken...
'Inzien dat de overheid een herverdelende opdracht heeft in verband met de rijkdom van de gemeenschap.'
... om vervolgens onder het motto 'afhankelijk zijn moet je durven' de burgers-in-wording aan te sporen dankbaar gebruik te maken van de vetpotten van de gemeenschap:
'De leerlingen durven een beroep te doen op maatschappelijke diensten of instellingen.'
Vergiftigen
In heel Vlaanderen worden de bovenvermelde eindtermen toegepast in het onderwijs. Door de piramidale structuur van het onderwijsbeleid is het zeer moeilijk er iets aan te veranderen: de eindtermen worden door het Vlaams Parlement opgelegd aan de onderwijsnetten, die de daaruit gedistilleerde leerplannen opleggen aan de schooldirecties en hun leerkrachten, die vervolgens hun interpretatie van het leerplan opleggen aan de kinderen. Verandering aan de basis wordt onmogelijk, waardoor ook leerkrachten de hulpeloosheid ervaren die ze verondersteld worden door te geven.
De eindtermen die worden opgelegd aan het onderwijs in Vlaanderen vergiftigen op effectieve manier de voedingsbodem voor echte democratie (via bindende referenda) door kinderen het geloof in hun individuele beoordelingsvermogen te doen verliezen en door hen systematisch in te lepelen dat de bestaande regeringsvorm een 'democratisch regime' is waar niets boven gaat. Hoe groter de greep van overheden op onderwijs, hoe meer de individuele vrijheid – en het geloof in die vrijheid – beknot wordt. Om dit te voorkomen moeten we af van het centralistische onderwijsmodel. Vrijheid van onderwijs is een basisvereiste voor democratie.