HOOFDSTUK 1. Klachtenbehandeling
Elke gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is verplicht een systeem van klachtenbehandeling uit te werken. Kijk op de website van de gemeente.
HOOFDSTUK 2. Inspraak, voorstellen van burgers en verzoekschriften aan de organen van het lokaal bestuur.
Artikel 304.
Elke gemeente moet een beleid voeren op het vlak van de betrokkenheid en de inspraak van de burgers of van de doelgroepen. Zij moet een regeling uitwerken dat de inwoners voorstellen en vragen op de agenda van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn kan zetten.
Overeenkomstig artikel 28 van de Grondwet, heeft iedereen het recht verzoekschriften in te dienen bij de organen van de gemeente en bij de organen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
De inwoners kunnen aan de gemeenteraad vragen raden en overlegstructuren in te richten en vragen andere initiatieven te nemen om de inspraak van de burgers te bevorderen. Zij kunnen voorstellen doen om de participatie reglementen van de gemeente en het centrum voor openbaar welzijn vorm te geven.
Wijkcomités en burgerinitiatieven hebben de mogelijkheid om budgetten voor de realisatie van bepaalde acties of projecten te beheren (tot 6 maanden na de vernieuwing van de gemeenteraad. Voor de voorwaarden zie daartoe het reglement van de gemeente, of bij gebrek daaraan, kunnen burgers daaromtrent een voorstel indienen bij de gemeenteraad.
HOOFDSTUK 3. De gemeentelijke volksraadpleging
Artikel 305.
De gemeenteraad kan een volksraadpleging organiseren als de inwoners van de gemeente daartoe een verzoek hebben ingediend.
Uitgesloten zijn:
-
persoonlijke aangelegenheden,
-
de jaarrekeningen,
-
het meerjarenplan en de aanpassingen ervan,
-
de gemeentebelastingen en de retributies.
Artikel 306.
Andere beperkingen i.v.m. de volksraadpleging:
-
ze kan worden georganiseerd in de periode van twaalf maanden voor de dag van de verkiezingen voor de volledige vernieuwing van de gemeenteraden. (De inwoners kunnen uiteraard wel e.e.a. voorbereiden)
-
in de periode van veertig dagen voor de rechtstreekse verkiezing van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de gemeenschaps- en gewestparlementen en het Europees Parlement.
-
De inwoners van de gemeente kunnen maar eenmaal om de zes maanden worden geraadpleegd, met een maximum van zes volksraadplegingen per bestuursperiode.
-
Gedurende de periode tussen twee vernieuwingen van de gemeenteraad kan maar één volksraadpleging over hetzelfde onderwerp worden gehouden.
Artikel 307.
De vraag of vragen waarop de volksraadpleging betrekking heeft, wordt zo geformuleerd dat met ja of nee kan worden geantwoord.
Artikel 308.
In districten en provincies kunnen eveneens volksraadplegingen gehouden worden.
De Vlaamse Adviescommissie voor Volksraadplegingen heeft als opdracht om op verzoek advies uit te brengen aan de Vlaamse Regering, aan initiatiefnemers of aan gemeenten over het houden van een gemeentelijke volksraadpleging. Ze kan ook uit eigen beweging advies verstrekken aan de Vlaamse Regering.
Artikel 309.
Het initiatief dat uitgaat van de inwoners van de gemeente moet worden gesteund door ten minste:
1° 20% van de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners in gemeenten met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000 inwoners;
3° 10% van de inwoners in gemeenten met minstens 30.000 inwoners.
(Dat is tevens de opkomstdrempel)
Artikel 310.
Elk verzoek om een volksraadpleging te houden, op initiatief van de inwoners van de gemeente, wordt gericht aan het college van burgemeester en schepenen.
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van communicatie tussen de indieners van het verzoek en de gemeente.
Bij het verzoek worden een gemotiveerde nota gevoegd en de stukken die de gemeenteraad kunnen voorlichten.
Artikel 311.
Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen:
1° de naam van de gemeente;
2° de tekst van artikel 196 van het Strafwetboek;
3° de vraag of vragen waarop de voorgenomen volksraadpleging betrekking heeft;
4° de voornaam, de achternaam, de geboortedatum, het rijksregisternummer en het adres van de personen die het initiatief nemen tot de volksraadpleging.
De petitielijst bevat naast de vermeldingen in het tweede lid ook de voornaam, de achternaam, de geboortedatum, het rijksregisternummer en het adres van iedereen die het verzoekschrift heeft ondertekend.
Artikel 312.
Diegenen die om het referendum verzoeken moeten de leeftijd van zestien jaar bereikt hebben;
Artikel 313.
Na de ontvangst van het verzoek onderzoekt het college van burgemeester en schepenen of het verzoekschrift voldoet aan de vereisten.
Het resultaat van dat onderzoek wordt in een gemotiveerd advies meegedeeld aan de gemeenteraad.
Artikel 314.
Na het onderzoek wordt het verzoek om een volksraadpleging te houden, ingeschreven op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad.
De gemeenteraad beslist of het verzoek toelaatbaar is.
Artikel 315.
Het college van burgemeester en schepenen onderzoekt of het verzoek gesteund is door een voldoende aantal geldige handtekeningen.
Artikel 316.
Ten minste dertig dagen voor de dag van de volksraadpleging stelt de gemeente aan de inwoners een brochure ter beschikking waarin het onderwerp van de volksraadpleging op een objectieve manier wordt uiteengezet. Die brochure bevat in voorkomend geval ook de gemotiveerde nota, en de vraag of vragen waarover de inwoners zullen worden geraadpleegd.
Artikel 317.
Op de dertigste dag voor de volksraadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen een lijst op van de deelnemers aan de volksraadpleging.
Artikel 318.
De volgende potentiële deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging kunnen een andere potentiële deelnemer aan de gemeentelijke volksraadpleging machtigen om in hun naam te stemmen...
Artikel 319.
De deelname aan de volksraadpleging is niet verplicht.
Artikel 320.
Om tot de gemeentelijke volksraadpleging toegelaten te worden...
Artikel 321.
De stemmen worden alleen geteld als ten minste het volgende aantal inwoners aan de volksraadpleging heeft deelgenomen:
1° 20% van de inwoners in gemeenten met minder dan 15.000 inwoners;
2° 3000 inwoners in gemeenten met minstens 15.000 inwoners en minder dan 30.000 inwoners;
3° 10% van de inwoners in gemeenten met minstens 30.000 inwoners.
Bron: VLAAMSE CODEX