'Liberté' is niets waard zonder 'fraternité'

Peter Mangelschots stelt vast in De Standaard van 19-4-2021:

Vrijheid is het meest misbruikte begrip van de laatste maanden.

‘Liberté, égalité, fraternité’, riepen de Franse revolutionairen in 1789. Die slogan hadden ze beter omgedraaid. Fraternité staat ver boven liberté. Fraternité gaat om solidariteit. Als ik oprecht bekommerd ben om jouw welzijn, dan wil ik daar in mijn vrijheidsdrang terdege rekening mee houden. Jij en ik werken samen, leven samen, dat is democratie. Vrijheid en democratie, die combo onderzocht Annelien De Dijn in haar recente boek Vrijheid, een woelige geschiedenis. Kort door de bocht is de conclusie dat er in de huidige notie van vrijheid nog weinig over is van de idealen van de Franse Revolutie. “...Liberté is niets waard zonder fraternité. Alleen dan is het leefbaar voor iedereen. Het is goed dat een overheid daarop aanstuurt door het opleggen van spelregels. Een sterke overheid is niet in tegenspraak met vrijheid, betoogt ook De Dijn, het is een valse keuze.

De idealen van Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid lijken op het eerste zicht contradictorisch of ze sluiten elkaar uit. Ze lijken niet “gelijktijdig” realiseerbaar en zijn sinds 1789 blijkbaar nog niet één keer correct toegepast. Om tot een werkbare toepassing te komen is een juist begrip nodig van zowel het functioneren van de samenleving als van de individuele mens. Het is niet toevallig dat het gaat om deze drie idealen. Waarom deze drie? Dit is af te leiden uit de mens zelf. De mens ervaart drie functies die elk hun eigen dynamiek hebben. In de eerste plaats heeft de mens “geestelijke” capaciteiten en behoeften. Deze leven zich op maatschappelijk vlak uit in wat we in overkoepelende zin het “bewustzijnsgebied” kunnen noemen. Met name datgene wat onze cultuur vorm geeft, met andere woorden datgene wat wetenschap, kunst, onderwijs, religie, geneeskundige en maatschappelijke zorg omvat. Het betreft dus de menselijke capaciteit én behoefte om zich te ontwikkelen, ook op bewustzijnsvlak. Daarnaast heeft hij/zij ook lichamelijke behoeften: Hij/zij moet zich voeden, kleden en een onderdak hebben. Aan deze behoeften wordt voldaan door de productie, distributie en consumptie van goederen, dit is de economie. Maar met betrekking tot het voldoen aan de geestelijke en lichamelijke behoeften staan alle mensen, of we dit nu willen of niet, in relatie tot elkaar. We noemen het de sociale omgang. Daarbij vertrekken we van een heel belangrijke vraag: Hoe wil ik dat de andere mens, behandeld wordt zoals ook ikzelf? Dat is een zaak van rechtvaardigheid. Hoewel de meesten ‘wat al dan niet fair play is’ zonder enige regelgeving perfect kunnen aanvoelen moeten de burgers daarover toch geschreven afspraken maken. Deze “spelregels” worden wetten. Rechtvaardigheid speelt enkel indien alle burgers een gelijke en vrije stem hebben in het maatschappelijke gesprek dat hiervoor nodig is. Dit is het gebied van de democratie waar ieder een vrije gelijke stem heeft in het maken en stemmen van wetten omdat in wezen alle mensen dus gelijk zijn in waarde. Die gelijkwaardigheid van de mens komt alleen tot zijn recht, wanneer men ieder mens (wettelijk) gelijk behandelt, zelfs [ of nog beter?] indien de achtergrond, talenten en gaven sterk verschillen. Hier gaat het om “égalité”, het gelijkheidsprincipe als onmisbare pijler van het rechtsleven, de politiek en de overheid.

Hoe zit het nu met de “liberté”? In de grondwet van de meeste democratische landen is het principe: "Een ieder heeft recht op de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid" opgenomen. Dit beantwoordt aan de geestelijke behoefte van de mens om zich te ontwikkelen, te ontplooien. Dit moet in alle vrijheid gebeuren. De vrijheid moet worden toegepast in het onderwijs, wetenschap, kunst en religie. Alle aangereikte inzichten, ideeën, ontdekkingen, meningen en kunstvormen moeten vrij kunnen worden geuit, en moeten vrij toegankelijk zijn voor alle mensen. Dit wil zeggen dat censuur absoluut uit den boze is want dit doet afbreuk aan het principe: "Eenieder heeft recht op de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid". Ongelimiteerde vrijheid dus! Echter: alleen in dit domein!

“Fraternité” is van toepassing op het voldoen aan de lichamelijke behoeften. Op het fysieke vlak zijn de grondstoffen en goederen niet onuitputtelijk. Schaarste treedt op, er kan dus geen sprake zijn van het zich “ongelimiteerd vrij” toeëigenen van grondstoffen, goederen of financiële middelen. Het is dus in de economie dat de broederlijkheid of solidariteit moet worden toegepast. De behoeften moeten worden opgespoord (waargenomen) en in kaart worden gebracht. Associaties van producenten, distributeurs en consumenten zijn het best geplaatst om, rekening houdend met schaarste en/of productiecapaciteit, adequate strategieën te bedenken om aan de gestelde behoeften te voldoen. De economie dient te worden gestuurd door mensen uit de verschillende economische sectoren zelf, die solidair overleggen hoe ze aan de gestelde behoeften kunnen beantwoorden zonder de aarde uit te putten. Een economie die gebaseerd is op “vrije concurrentie” met als doel winstmaximalisatie is dus uit den boze. De economie moet gebaseerd zijn op solidariteit = broederlijkheid.

Toepassing van de idealen in het verkeerde maatschappelijke gebied

Zoals reeds gezegd, sluiten de begrippen vrijheid, gelijkheid en broederschap elkaar uit. Dit gebeurt ook in de praktijk wanneer ze hun eigen gebied overschrijden.

Indien de vrijheid, die voorwaarde is om te voldoen aan de individuele behoefte op zelfautonomie en zelfregie in de zelfontplooiing, de grens van het culturele bewustzijnsgebied overschrijdt en doordringt tot in het rechtsleven, de democratie, wordt dit willekeurig en heft zij de gelijkheid en de wederkerigheid als grondslag van de rechtvaardigheid volledig op. In het economische leven leidt vrije willekeurige actie tot genadeloze concurrentie, waarin de sterksten over de zwakkeren zegevieren en het zelfzuchtige winstbejag de broederschap vernietigt. Dit is waar we in de huidige economie in de hoogste mate mee te maken hebben.

Als de gelijkheid van het staatsrechtelijk leven haar werkingsgebied verlaat en het bewustzijns-cultureel leven binnendringt, nivelleert het de vruchtbare verscheidenheid ervan tot eenvormigheid, beperkt het de vrijheid of schaft het die vrijheid helemaal af. Dit gebeurt vandaag in grote mate door het bezetten en beheren door de Staat van het onderwijssysteem, toch de kern en bron van het intellectuele leven. In de vorm van uniforme algemeen bindende leerplannen, examenleerstof en andere voorschriften heeft eenvormigheid een verlammend effect op het onderwijs en daarmee op het gehele intellectuele en culturele leven. Een onderwijssysteem dat zich vrij kan noemen heeft immers voortdurende vernieuwing nodig en geen ‘eindtermen’.

Hoe kan men solidair zijn in de wetenschap bij “foutieve” basisinstellingen? Men voelt met de klompen aan dat broederlijkheid in het geestelijk-culturele leven dan gewoonweg onmogelijk is. In het staatsrechtelijk leven zou men broederschap en rechtvaardigheid algauw wensen te vervangen door sentimentaliteit en het uitdelen van privéleges, waardoor het gelijkheidsprincipe wordt ondermijnd.

Conclusie: Toegepast op de juiste maatschappelijke gebieden, voorzien de drie verschillende idealen het sociale organisme van hun eigen dynamiek om een gezonde samenleving te realiseren. Dus de toepassingsgebieden van de idealen, die op het eerste zicht elkaar uitsluiten, kunnen op een elkaar aanvullende manier, als volgt worden bepaald.

Vrijheid in het culturele leven.

Gelijkheid in het rechtsleven.

Broederschap in de economie.

...en deze niet onderling verwisselen of in mekaar laten doordringen is een belangrijke sociaal-hygiënische maatregel.

Sociale hygiëne

Een sterke overheid? De eenheidstaat.

De staat (en vele burgers die hun leven in de handen van de staat leggen) eist nog steeds de algemene vertegenwoordiging en verzorging van zijn bevolking op, op alle gebieden van het leven. Door middel van wettelijke regelingen in het intellectuele, het culturele leven en in het economische leven dringt de staat het gelijkheidsbeginsel op in de andere domeinen, dat helaas alleen in het rechtsleven en niet in de andere levenssferen gerechtvaardigd is. Het is duidelijk dat deze destructieve aantastingen alleen kunnen worden uitgesloten indien deze twee levensgebieden (de economie en het intellectuele culturele leven of datgene wat wij hieronder verstaan) uit het domein van de staat worden onttrokken en elk hun eigen coördinerend zelfbestuur krijgen. De staat zou daardoor worden teruggebracht tot het eigenlijke terrein van het rechtsleven: het maken van afspraken in de vorm van wetten door de leden van de gemeenschap. De rechtsgemeenschap zorgt dat de wetten niet door enkelingen gedicteerd worden of door vreemde mogendheden noch door de twee andere maatschappelijke domeinen (geestesleven en economie). Ze zorgt voor de bewaking van de externe veiligheid (leger) en interne veiligheid (politie), tot de bescherming van de persoonlijke integriteit en het vreedzame en rechtvaardige samenleven. Alleen hier kan gelijkheid heilzaam werken. Deze achterliggende beschouwing is volledig conform met het inzicht om de uitvoerende macht te scheiden van de wetgevende macht. We zien hoe nu bijvoorbeeld een pandemiewet door de uitvoerende macht wordt opgedrongen maar niet door het parlement of de wetgevende macht. Een sterke, op gelijkheid gebaseerde, democratisch rechtvaardige rechtsstaat is nodig om de basiswaarden “liberté” in het culturele leven en “fraternité” in de economie mogelijk te maken.

[Meer Democratie kwam al eerder tot deze conclusie doordat wij ons constant afvroegen “wat is het nu in essentie dat de democratie en het rechtsleven constant belaagt?” Met de hulp van Benjamin Barber zijn boek Jihad versus Mc World en de vraag wat zijn de grenzen van de democratie komt men tot de conclusie dat het voornamelijk op neerkomt de usurperende economie en het voorschrijvende of totalitaire karakter van het geestesleven als deze buiten hun oevers treden. Meer democratie is van mening dat een humane samenleving alleen kan ontstaan door een ware democratie mogelijk te maken.]