De Liga der Mensenrechten heeft de regering voor de rechter gedaagd omwille van de ongrondwettelijkheid van de coronamaatregelen. Daarop heeft de Brusselse rechtbank terecht geoordeeld dat de juridische basis voor die lockdown en de coronamaatregelen onvoldoende is. Zij zijn gestoeld op de wet op de civiele veiligheid uit 2007. Die wet is bedoeld om kort in te grijpen bij plotse rampen, zoals een chemische fabriek die ontploft of een trein die ontspoort. De rechter oordeelt dat de overheid een fout maakte en geeft dertig dagen om die recht te zetten. Gebeurt dat niet, dan volgt een dwangsom van 5.000 euro per dag met een maximum van 200.000 euro. Intussen werkt minister Verlinden wel aan een pandemiewet, maar ook die wet is volgens specialisten ronduit problematisch omdat het parlement, dat geacht wordt de burgers te vertegenwoordigen, daarbij nog steeds buitenspel wordt gezet.
Het recht op leven en lichamelijke integriteit is een grondrecht dat in onze grondwet is opgenomen. Dit grondrecht is, zoals alle andere vrijheidsrechten, naar haar aard in de eerste plaats een recht van verdediging van de burger tegen de staat. Onze grondwet is van oudsher gericht tegen de oprukkende autoritaire staat!
Gezondheid en ziekte behoren tot het gebied van de persoonlijke levenssfeer. Is het wel de taak van de staat om de bevolking tegen besmettelijke ziekten te beschermen? Een diffuse ziekte wordt als het ware verpersoonlijkt, tot een aanvallend persoon verklaard. Maar een besmettelijke ziekte is geen persoonlijke agressor zoals een crimineel of een militaire vijand, noch een “ramp” zoals een chemische fabriek die ontploft of een trein die ontspoort. Dit wordt op absurde wijze gesuggereerd door een vermeend dodelijk virus zo voor te stellen dat het iedereen van buitenaf zou kunnen aanvallen, besmetten en verstikken, zodat er ook ronduit sprake is van een "oorlog tegen het virus" of zelfs van een "natuurramp" waarbij - zoals in een geval van nationale defensie - iedereen zich zou moeten verenigen. In het kader van de veronderstelde zorg vanwege de staat worden aan het individu plichten opgelegd die diep ingrijpen in zijn vrijheidsrechten, deze beperken of zelfs voor onbepaalde tijd opschorten. De grondwet en de mensenrechten gaan echter uit van een mensbeeld dat gebaseerd is op vrijheid en zelfbeschikking van het individu. De noodzakelijke correlatie van deze individuele vrijheid en zelfbeschikking is een eigen persoonlijke verantwoordelijkheid ook op het gebied van de gezondheid. Volgens hun aard zijn grondrechten in de eerste plaats verdedigingsrechten van de burger tegen de staat. Indien men daaruit echter de plichten van het individu tegenover het publiek zou afleiden, zou men die net in hun tegendeel omzetten. Met een onwerkelijke plicht tot bescherming tegen besmettelijke ziekten, die deel uitmaken van het leven en het lot van de mens, kunnen alle vrijheidsrechten altijd worden opgeschort. Dit is een beslissend keerpunt of een uitnodiging voor dictatuur en totalitarisme. Als de overheid uit het grondrecht op leven en lichamelijke integriteit, waaraan meer waarde moet worden gehecht, afleidt dat voor de bescherming daarvan inbreuken op de in beginsel gelijkwaardige vrijheidsrechten gerechtvaardigd zijn, dan is deze fatale overwegingssituatie alleen ontstaan doordat de staat zich een plicht tot bescherming tegen besmettelijke ziekten toeëigent die de staat niet eens toekomt. Zo wordt de grond van de vrije democratische basisorde, die gebouwd is op de zelfbeschikking van de vrije individualiteit, verlaten en wordt het glibberige pad van de dictatuur betreden. De mens wordt niet langer behandeld als een subject, als een individualiteit die zijn eigen leven bepaalt, maar vernederd als een object van staatsmaatregelen, als een potentiële drager van virussen en een gevaarlijk ‘object’. Het individu wordt behandeld als een ding, een dier, dat kan worden beperkt in zijn bewegingsvrijheid, op een afstand moet worden gehouden, geïsoleerd en zelfs opgesloten. Men doet dan aan “menshouderij” naar analogie van “veehouderij”. De wetten en verordeningen van de staat tegen de verspreiding van een besmettelijke ziekte zijn dus niet alleen ongrondwettelijk wegens hun huidige buitensporigheid, maar ze zijn het reeds fundamenteel van meet af aan.
Zal de komende “pandemiewet” onze grondwet en de mensenrechten, die uitgaan van een mensbeeld dat gebaseerd is op vrijheid en zelfbeschikking van het individu, respecteren?
Onze grondwetspecialisten vinden duidelijk van niet.
En waar is nu die inspraak van de burger? Hoe kan de burger zich verzetten tegen slechte wetgeving? Of meer nog: kunnen de burgers zelf wetsvoorstellen formuleren, die ze als rechtvaardig en proportioneel ervaren, en hierover zelf beslissend stemmen? In een waarachtige democratie kunnen diegenen die de gevolgen van een beslissing of wet moeten dragen normaal gezien meebeslissen in het tot stand komen van de wetten en beslissingen. Dit is in België niet mogelijk. Sluit u aan bij Meer Democratie vzw en steun ons om dit wel mogelijk te maken.
Hendrik Vuye schrijft in De Morgen van 31-03-2021:
“Biedt de pandemiewet van minister Verlinden beterschap?”
“Helaas is die wet niet meer dan knoeiwerk. Ze is door alle specialisten met de grond gelijkgemaakt. Ook door zowat alle constitutionalisten – en dat gebeurt niet vaak. Als grondwetspecialisten het eens zijn, zal er wel iets van waar zijn.” ...” De pandemiewet van Verlinden trekt gewoon de machtsgreep van de uitvoerende macht door die al in maart vorig jaar begonnen is. Het parlement wordt volledig buitenspel gezet. In feite zijn de parlementairen al even technisch werkloos, alleen hebben ze die conclusie zelf nog niet getrokken.” ...”“In de praktijk is de individuele rechtsbescherming van de burger veel belangrijker: kan de burger zich verzetten tegen slechte wetgeving? De Raad van State heeft tot nog toe weinig controle uitgeoefend, vaak omdat zogezegd geen hoogdringendheid kon worden aangetoond. De rechter heeft die controle vandaag wel gedaan.”
Bart Sturtewagen schrijft in De Standaard van 01-04-2021:
“Deze justitiële aansporing om vaart te maken met een pandemiewet komt geen dag te vroeg. Maar dat betekent niet dat elke wet beter is dan geen wet. Het ontwerp dat in de Kamer wordt besproken, geeft de regering wel erg veel macht om vrijheidsbeperkende maatregelen te nemen. Wat nu niet moet gebeuren, is dat er haastwerk wordt geleverd om over dertig dagen een wet voor te leggen die inhoudelijk niet goed is overdacht en afgewogen. De hoogdringendheid mag ook geen reden zijn om de Afdeling Wetgeving van de Raad van State niet vooraf te raadplegen.
Christof Vanschoubroek schrijft in De Standaard van 01-04-2021:
De regering krijgt 30 dagen om haar coronamaatregelen wettelijk beter te onderbouwen. ‘Deze uitspraak zomaar negeren, is niet evident’, menen grondwetspecialisten.