Crisissen zijn uitdagingen, en de uitdaging van vandaag bestaat erin om het volgekribbelde blad van de Belgische pseudofederatie om te slaan, om voluit te kiezen voor een nieuw confederaal partnership met de Franstaligen.
België is een land van institutionele klungelarij en bricolage. Niet alleen vinden particraten er naar believen een soort 'gewoonterecht' uit, ook de fundamenten van onze instellingen worden op losse schroeven gezet. Fin-de-régime-decadentie.
Wat ben ik dezer dagen blij dat ik politieke wetenschappen doceer en geen staatsrecht. Want wie de studenten vandaag wegwijs wil maken in het constitutionele recht, moet bijna elke dag zijn cursus herschrijven. Eergisteren nog schudde Kamervoorzitter Patrick Dewael (Open VLD) een instantregeltje constitutioneel gewoonterecht uit zijn mouw: als de regering ontslag neemt, mag de Kamer niet vergaderen zolang de koning dat ontslag in beraad houdt. Dat kunnen de studenten alvast bijschrijven in hun syllabus staatsrecht.
Maar wel liefst in potlood. Want de kans is groot dat dit stukje gewoonterecht vandaag alweer wordt bijgestuurd: de Kamer mag niet vergaderen tijdens de duur van een (in)formatieopdracht. Tot vorige week moesten de studenten leren dat een belangenconflict de parlementaire procedure 120 dagen opschort. Maar donderdag ging iedereen er opeens van uit dat die periode eigenlijk veel korter is en dat het parlement al meteen het splitsingsvoorstel kon stemmen. Maar is die periode niet juist veel langer dan 120 dagen? Want enig telwerk leert dat het vorige belangenconflict, van het Waals Parlement, de parlementaire procedure liefst 268 dagen heeft opgeschort. Hoe kan dat dan?
Grondwet
De waarheid is dat België een land geworden is van institutionele klungelarij en bricolage. Als dat in hun kraam past, vinden de particraten ter plekke nieuw ‘gewoonterecht’ uit. En als een regel hun niet aanstaat, leggen ze die gewoon naast zich neer. De grondwet schrijft ondubbelzinnig voor dat een van de senatoren van de Nederlandse taalgroep in Brussel moet wonen. Als dat toevallig het geval is, zoveel te beter. Indien niet (zoals in de periode 1999-2003), dan doen de politici simpelweg alsof die regel niet bestaat.
Het gaat vandaag zelfs zover dat ook de fundamenten van ons institutionele model op losse schroeven komen te staan. Tot voor kort leerden de studenten dat België een parlementair systeem heeft, waarbij de regering uitvoert wat een meerderheid in het parlement beslist. Vandaag blijkt dat niet meer het geval te zijn. BHV heeft ervoor gezorgd dat we terecht zijn gekomen in een quasipresidentieel systeem, waarbij de uitvoerende macht een veto kan stellen tegen een beslissing van het parlement. Met dat verschil natuurlijk dat de uitvoerende macht bij ons niet rechtstreeks door de kiezer is verkozen, en dus geen directe democratische legitimiteit heeft.
Door de opeenvolgende staatshervormingen zijn onze instellingen verworden tot een onontwarbaar kluwen. Het is een hallucinante opeenstapeling van grendels, blokkeringsmechanismen, speciale regelingen en uitzonderingen op de uitzonderingen. Het is een met elk institutioneel compromis hoger geworden vuilnisbelt, met daarboven een zwerm politieke meeuwen op zoek naar een bruikbare hap.
Romeinen
Deze verregaande institutionele normvervaging is symptomatisch voor het fin de régime dat we momenteel beleven. Die decadentie van het Belgische regime komt nog het best tot uiting in de manier waarop sommigen nu nostalgisch terugblikken naar vroegere tijden. Een beetje zoals de Romeinen tijdens de crisissen van het keizerrijk de oude republiek idealiseerden. Waarbij ze dan wel gemakshalve vergaten dat de keizers juist aan de macht waren gekomen omdat de republiek niet meer werkte.
Vandaag krijgen we te horen dat het vroeger zoveel beter was met echte staatslieden die het algemeen belang voor ogen hadden en nog in staat waren 'eerbare' communautaire compromissen te sluiten. Het gaat zelfs zover dat de politici van weleer een nauwelijks verholen dedain tentoonspreiden voor de huidige politieke generatie. In de plaats daarvan zouden juist die 'staatslieden' in de grond moeten zinken van schaamte. Want wie heeft ons anders met die institutionele vuilnisbelt opgezadeld?
Exportproduct
Er is een tijd geweest dat de Belgische elite zichzelf wijs probeerde te maken dat België een institutioneel gidsland was voor de wereld. De bricolage waarmee men het voortbestaan van een pseudofederaal België nu al veertig jaar kunstmatig rekt, werd daarbij verheven tot een hoogtechnologisch exportproduct. En zie, de hele wereld keek vol bewondering toe hoe wij twee verschillende culturen op een vreedzame wijze lieten samenleven. Als dat al ooit het geval is geweest, dan is daar toch wel definitief een einde aan gekomen tijdens de politieke crisis van 2007. Vandaag is het zover gekomen dat het Belgische institutionele 'model' zowat iedereen, in binnen- én buitenland, met walging vervult.
Jean-Luc Dehaene wilde het probleem blijkbaar oplossen door de vuilnisbelt nog wat op te hogen met allerlei kronkelige regelingen. De voogdij over de zes faciliteitengemeenten zou worden overgedragen naar een schimmig college van provinciegouverneurs, en de Franse Gemeenschap zou via het achterpoortje van een intercommunale extraterritoriale bevoegdheden krijgen. Met dat soort van ondoorzichtig geknutsel koopt men hoogstens wat tijd en sleept men enkel maar munitie aan voor toekomstige communautaire conflicten. Wat een deprimerend vooruitzicht dat we ons nog decennialang van het ene communautaire conflict naar het andere zullen moeten voortslepen…
Veel beter zou zijn die vuilnisbelt gewoonweg op te ruimen en 'from scratch' een nieuw institutioneel model op te bouwen. Gelukkig groeit stilaan een consensus over hoe dat model eruit zou kunnen zien. In de feiten functioneert België vandaag al als een confederaal systeem, met twee verschillende publieke opinies, twee partijsystemen en zelfs twee verschillende 'federale' coalities. De kloof tussen het federale wettelijke land en het confederale werkelijke land wordt met de dag groter.
Confederatie
Om die kloof te dichten moeten we België vertimmeren tot een echte confederatie. Tot een model waarbij Vlaanderen en Franstalig België twee soevereine deelstaten vormen van de Europese Unie, die in een grondwettelijk verdrag vastleggen wat ze nog samen willen doen en hoe de gemeenschappelijke hoofdstad Brussel zal worden bestuurd. Een model waarbij enkel nog de deelparlementen rechtstreeks worden verkozen, en waarbij de confederale regering, met zeer beperkte bevoegdheden, bestaat uit de samengevoegde deelregeringen.
Crisissen zijn uitdagingen, en de uitdaging van vandaag bestaat erin om het volgekribbelde blad van de Belgische pseudofederatie eindelijk om te slaan, om voluit te kiezen voor een nieuw confederaal partnership met de Franstaligen. Want de historische woorden van Yves Leterme (op 14 juli 2008) zijn vandaag actueler dan ooit: 'Het overlegmodel op louter federaal niveau heeft zijn limieten bereikt.'
Bart Maddens, politoloog KU Leuven
Verschenen in De Tijd, zaterdag 24.04.2010 - blz. 16 (Opiniepagina)