Welk Vlaanderen willen we? Kijk naar Zwitserland

Blanco Blad voor staatshervorming ingevuld

Jan Callebaut, 'spindoctor' bij CD&V, zei afgelopen weekeinde in De Standaard: 'Bijna alle partijen roepen om meer Vlaanderen, maar ik hoor niemand zeggen welk soort Vlaanderen dat dan wel moet zijn.' Eric Verhulst en 44 anderen doen een voorstel: kijk naar Zwitserland.

 

'De enige manier om minderheden te beschermen is door ze lokaal de meerderheid te geven die hen toekomt en door ze autonoom te laten beslissen'

Dat ons land op een keerpunt staat, zal voor iedereen – zelfs voor de hardnekkigste belgicisten – stilaan duidelijk zijn. Na meer dan een jaar palaveren is het duidelijk dat de politieke macht verstrikt is geraakt in haar eigen loodzware constructies om de macht voor zichzelf en de erop parasiterende organisaties te behouden. De bron van de welvaart ligt echter niet bij de politici of bij de overheid, maar bij de burger zelf. Zwitserland neemt dit ter harte. Dit kleine, zeer heterogene landje bewijst al eeuwen dat de welvaart enkel dan standhoudt als de macht bij het volk ligt en niet bij de natie.

Behoud van welvaart en dus van welzijn is alleen mogelijk als er economische groei is. Die groei komt van de inzet van economische middelen, lees: mensen en kapitaal. Uiteindelijk gaat het over mensen. Wat de burger produceert, zij het via zijn arbeid of via zijn investering, komt dus in eerste plaats aan hem toe. Niemand leeft evenwel op zichzelf en de samenleving doet ook zijn bijdrage, bijvoorbeeld in de vorm van opleiding en infrastructuur. De producerende burgers verwerven die gemeenschappelijke goederen en diensten via het betalen van een bijdrage die men doorgaans 'belastingen' noemt. Vele economische studies hebben dan ook aangetoond dat te veel belastingdruk remmend werkt op de creatie van welvaart. Overmatige belastingdruk leidt ook tot opportunistische, lees: overbodige of betwistbare overheidsuitgaven, en dat is een tweede reden waarom de samenleving in zijn geheel verliezende partij is. Dit fenomeen doet zich zowel op nationaal, regionaal als lokaal vlak voor.

Recente studies hebben aangetoond dat er op zijn minst een verband bestaat tussen de welvaartscreatie en hoe de overheid de belastinggelden besteedt. Een overheidsuitgave hoeft niet noodzakelijk welvaartsvernietigend te zijn, maar als in de jaarlijkse begroting de consumptieve uitgaven doorwegen, dan wordt de welvaartsgroei aangetast. In ons land is die structurele misgroei zodanig dat er ternauwernood nog ruimte is voor investeringen. Het gros bestaat uit het afbetalen van overheidsschuld, lonen en uitkeringen. De facto betekent dit dat nagenoeg de helft van het bruto binnenlands product productiever aangewend kon worden. Meer overheidsefficiëntie betekent dus niet zomaar dat de ambtenaren sneller en harder moeten werken; het is eerder de vraag of de overheid wel de juiste dingen doet en vooral welke dingen ze beter niet zou doen.

Vermits belasting op arbeid en op investeren welvaartscreatie afremt, moet ook deze afgebouwd worden en verschoven worden naar belasting op consumptie. Nochtans, consumptie is uiteindelijk het doel van elke economische activiteit. De oplossing voor deze paradox is wat men productiviteit noemt, met andere woorden: hoe kan men met zo weinig mogelijk middelen (arbeid, kapitaal, energie of grondstoffen) een maximale output genereren? Wat velen niet zien is dat dit op het niveau van een land inhoudt dat ook de overheid efficiënt met alle middelen omspringt. Bij een te hoge belastingdruk betekent dit echter ook dat het overheidsbeslag binnen redelijke proporties gehouden moet worden.

Rest nu nog de vraag hoe men dit kan bereiken. Het simplistische antwoord hierop is dat dit onmogelijk is, want dan gaat de sociale zekerheid eraan. Dit is de redenering die ervan uitgaat dat alles opgelost wordt door steeds de belastingen te verhogen. Zoals we hierboven geschetst hebben, vernietigt dit de onderbouw van het hele stelsel. Deze redenering gaat ook uit van een centraal planningsdogma terwijl de problematiek er vooral een is die op het vlak van de individuele burger en zijn naaste omgeving ligt. Deze redenering stelt dan ook dat een zogenaamde representatieve democratie de enige echte democratie is, terwijl die juist de essentie van een echte democratie negeert. In een echte democratie heeft elke burger maximale zeggenschap over zichzelf, maar ook maximale verantwoordelijkheid ten opzichte van zichzelf en ten opzichte van zijn medeburgers. Wie hierover nadenkt, komt dan ook snel tot de conclusie dat dergelijke echte democratie sterk gedecentraliseerd moet zijn en maximaal beslissingsrecht aan de lokale burger geeft.

Een land dat dit al eeuwen met succes in zijn cultuur ingeschreven heeft, is Zwitserland. Het land is klein (7,5 miljoen inwoners) en nog veel heterogener dan België. Nochtans telt het 26 regio's (kantons genoemd) die vrijwel autonoom over het merendeel van de zaken beslissen. Deze kantons krijgen hun macht niet van het centrale gezag, maar staan eerder een deel van hun macht af. Elk kanton heeft grotendeels zijn eigen vorm van democratie, gaande van bijna zuivere representatieve democratie tot een verregaande directe democratie. Dit gaat zover dat onlangs het kanton Obwalden, met slechts 31.000 inwoners, autonoom bij referendum beslist heeft een vlaktaks in te voeren. Referenda in verschillende vormen zijn dan ook aanwezig op elk niveau en men beslist zelfs bij referendum over elke uitgave die een bepaald bedrag overschrijdt. Deze vorm van directe democratie wordt buiten Zwitserland bijna zo goed als doodgezwegen, ook al was die in sommige kantons al aanwezig sinds 1291. Men kan dus gerust spreken van een Europees erfgoed dat tot vandaag zijn deugdelijkheid heeft bewezen.

Er zijn nu verschillende economische studies (onder meer van prof. Feld en Matsusaka) die aantonen dat zelfs binnen Zwitserland directe democratie niet alleen veel democratischer werkt, maar ook economisch en sociaal veel voordelen oplevert. Zo leren vergelijkende studies tussen de Zwitserse kantons dat in de kantons met meer direct-democratische instrumenten (zoals referenda) de inkomensongelijkheid afneemt, de openbare schuld beduidend lager is, maar ook dat de overheidsuitgaven en dus de belastingen tot 19 procent lager liggen. Al de kwalen die veel Europese landen, waaronder België, aantasten, zijn tot beheersbare proporties teruggebracht. Ander onderzoek heeft zelfs uitgewezen dat de Zwitsers er ook gelukkiger bij zijn. Als men dus recepten zoekt voor een toekomstig Europa of een toekomstig België, dan is Zwitserland het laboratorium dat men als maatstaf moet nemen.

De autonomie van Obwalden staat in schril contrast met de wijze waarop men in Europa en België met 'minderheden' omgaat. Hier denkt men minderheden te beschermen door ze privileges te moeten toekennen ten koste van alle anderen. Veelal zijn deze privileges ronduit in tegenspraak met de grondregels van de democratie, bijvoorbeeld door niet-numerieke vertegenwoordiging en blokkeringsmechanismen die elke normale besluitvorming in de weg staan. Het laatste in de rij is het voorstel om een 'corridor' te voorzien tussen Wallonië en Brussel. Een absurder voorstel kan men zich binnen de Europese constellatie niet indenken. De enige manier om minderheden te beschermen is door ze lokaal de meerderheid te geven die hen toekomt en door ze autonoom voor zichzelf te laten beslissen. In een dergelijk gedecentraliseerd staatsbestel is er nog plaats voor vreedzame enclaves binnen enclaves en wordt de solidariteit tot haar juiste proporties teruggebracht. Het Zwitserse democratische systeem brengt hiermee het principe van subsidiariteit op de juiste manier in de praktijk. Het moge duidelijk zijn dat een Belgische staatshervorming in de richting van twee of drie gewesten maar een tussenstap kan zijn naar een verder doorgedreven gedecentraliseerde democratische samenleving. Oostende en Aarlen zijn best in staat om hun specifieke problemen lokaal democratisch aan te pakken. Dat men daarbij de gewesten het initiatief moet laten, is ook evident.

Eric Verhulst

Voorzitter van WorkForAll.org, een onafhankelijke socio-economische denktank

 

De tekst werd medeondertekend door Arthur De Decker, Bea Hendrickx, Bert Penninckx, Christina Teugels, Cil Haesendonck, Denis Clijsters, Filip Vandecaveye, Fons Bierbooms, Geert François, Gilbert van Gils, Hubert Vanhoe, Huguette Deschrijver, Ivan Hermans, Jan Bonroy, Jan Cabooter, Jan Vanstraelen, Jean Libeert, Jos Verhulst, Jef Keymeulen, Koenraad Elst, Lieve Van Coillie, Luc Van Braekel, Luc Thierie, Maarten Malaise, Mady Janssens, Marc Janssens, Marieke Höfte, Mhaouchi Mohammed, Michaël Bauwens, Pat Perquy, Peter Verniers, Piet Depauw, Pieter Verstraelen, Rob Lemeire, Roland Duchatelet, Rudi Dierick, Rudy Aernoudt, Sven Godijn, Tony Mary, Walter De Cock, Willy De Wit, Wim De Wit, Werner Govaerts, Willy Veyts. De meesten zijn actief in Vivant, Democratie.Nu, Cassandra en België Anders.

 

Het artikel is in enkele kranten verschenen:

De Standaard 16.09.2008, p. 18


Geert Van Hout geeft in zijn lezersbrief in De Standaard nog meer tips.

(BERLIJN) - Ik ben het helemaal eens met Eric Verhulst en anderen (DS 16 september) dat het Zwitserse model van federale consensusdemocratie bij ons meer aandacht verdient. Dit model werkt niet alleen de welvaart in de hand, het stelde de Zwitsers ook in staat de grootste institutionele crisis uit hun geschiedenis vreedzaam en democratisch op te lossen: de afscheiding van het kanton Jura van het kanton Bern. Jura is in meerderheid Franstalig, Bern Duitstalig. In 1815 voegde het Congres van Wenen beide kantons samen. De afscheidingsbeweging in Jura werd met de jaren sterker, het conflict vooral na de Tweede Wereldoorlog steeds bitser. De Zwitserse grondwet had geen oplossing voor zulke conflicten.

In de jaren zeventig vonden de Zwitsers een ingenieuze oplossing voor deze 'institutionele atoombom'. Een Raad van (echte) Wijzen stelde de volgende procedure voor: in een cascadesysteem van referenda zouden achtereenvolgens het kanton Jura, de districten van dat kanton en de grensgemeenten in die districten hun lot bepalen. Echter, als eerste stap moesten de burgers van het kanton Bern zich over de procedure zelf uitspreken. Het eindresultaat zou in een nationaal referendum aan alle Zwitserse burgers voorgelegd worden.

En zo verliep het ook. In een eerste referendum keurden de burgers van Bern de voorgestelde procedure goed en kenden zo het kanton Jura het zelfbeschikkingsrecht toe. In een tweede stap stemde een meerderheid van de Jura-burgers voor de afscheiding van Bern. Echter, drie zuidelijke grensdistricten beslisten, alweer bij referendum, bij Bern te blijven. Negen gemeenten kozen dan weer voor het andere kanton dan hun eigen district en scheidden zich van hun district af. Als kroon op het werk keurden de Zwitsers in een nationaal referendum het resultaat van deze reeks referenda (en dus de afscheiding van Jura) met een overweldigende meerderheid goed.

We kunnen dus nog een en ander leren van de Zwitsers. Ook bewijst het Jura-conflict waar de vaak gehoorde tegenwerping thuishoort dat directe democratie niet geschikt zou zijn voor complexe politieke vraagstukken: op de schroothoop der politieke dooddoeners.

Geert Van Hout

Doneer nu