'Uitgerekend in hetzelfde wetsontwerp van de federale regering waarmee de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst verregaande nieuwe juridische bevoegdheden en technologische wapens krijgen, wordt de democratische parlementaire controle op de geheime diensten virtueel afgeschaft. Als de regering haar zin krijgt, wordt de volledige Belgische 'intelligence community' straks gedomineerd door één partij: de PS.' '(...) De cruciale vraag is wie de veiligheidsdiensten straks controleert.' 'De Staatsveiligheid behoort nu al tot de meest gecontroleerde instellingen van het land', meent Alain Winants. Toegegeven, het wetsontwerp op de bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) creëert nieuwe controlemechanismen die ontsporingen en Big Brother-toestanden moeten vermijden. Maar die nieuwe controleorganen worden benoemd door en rapporteren aan de regering en geven bijgevolg de ministers onder wier bevoegdheid de inlichtingendiensten vallen een enorme macht. Die ministers zijn Laurette Onkelinx op Justitie en André Flahaut op Defensie, beiden PS'ers, en niet toevallig de indieners van het omstreden wetsontwerp.
'Dit is een terugkeer naar de periode van voor de Bendecommissie', waarschuwt senator Hugo Vandenberghe (CD&V), voorzitter van de Commissie Justitie, lid van de parlementaire begeleidingscommissie die toezicht houdt op de inlichtingendiensten en zowat het enige parlementslid dat openlijk durft te protesteren tegen het voornemen van de regering om de parlementaire controle de facto af te schaffen. 'Als we een dergelijke macht geven, dan moet er een rechtstreekse democratische controle zijn', meent hij.
[Commentaar van Bert Penninckx --> ik veronderstel dat Hugo Vandenberghe INdirecte democratische controle veronderstelt: het parlement.]
Die parlementaire controle wordt momenteel uitgeoefend door het Comité I, dat in opdracht van het parlement werkt en rapporteert aan de begeleidingscommissie in de Senaat. Dat systeem functioneerde de laatste jaren uitstekend en wordt in het buitenland bewonderd en bestudeerd als een na te volgen model. Volgens de regering functioneerde het echter té goed. De stroom van schandalen in de eerste helft van vorig jaar (de verdwijning van Erdal, de uitvoer van de EPSI-pers naar Iran, de CIA-vluchten, Swiftgate) was grotendeels het resultaat van het parlementaire controlewerk. Dat moest maar eens gedaan zijn, besliste de regering-Verhofstadt.
Comite I buitenspel gezet
Met het BIM-wetsontwerp maakt de regering korte metten met de onafhankelijke parlementaire controle. Het ontwerp voorziet de oprichting van een nieuwe controlecommissie, die vooraf haar toestemming moet geven voor het gebruik van bijzondere methoden, zoals het plegen van een misdrijf door een agent van de geheime diensten. Die commissie zal bestaan uit drie magistraten, die benoemd zullen worden en werken onder het rechtstreekse gezag van de ministers van Justitie en Defensie. Via die commissie maakt de regering ook een verbinding met het federale parket. Informatie die de inlichtingendiensten dankzij bijzondere methoden hebben vergaard, kan door de commissie aan het federale parket worden doorgespeeld in de vorm van niet-geclassificeerde processen-verbaal.
Daarnaast komt er een nieuw college, dat achteraf moet nagaan of alle regels zijn nageleefd en dat zal bestaan uit de voorzitter van het Comité I (PS'er Guy Rapaille) en een lid van de Privacycommissie. Voorzitter van dat college wordt een gedetacheerd magistraat van de Raad van State. Pascale Vandernacht, de kabinetsadviseur van minister Onkelinx die zich toelegt op het beleid inzake inlichtingendiensten en de drijvende kracht achter het omstreden wetsontwerp, is toevallig gedetacheerd auditeur bij de Raad van State en kwam bijgevolg in aanmerking voor de functie. Het voortijdig uitlekken in de pers verijdelde dat plannetje evenwel.
Zodra het college optreedt – en dat zal gelden voor vrijwel alle belangrijke operaties van de inlichtingendiensten – wordt het Comité I buitenspel gezet. 'Wanneer het college zijn controle uitoefent, onthouden het Comité I en de Privacycommissie zich voor de duur van de procedure van het onderzoeken van klachten en aangiften', zo stelt het wetsontwerp. De memorie van toelichting is even duidelijk: 'Noch het Comité I, noch de Privacycommissie kan een rechtstreeks aan hen gerichte klacht onderzoeken wanneer die het voorwerp is van een controle door het college, zolang deze controle niet is beëindigd.'
De minister beslist
De gevolgen ervan zijn verregaand. In de praktijk wordt elke vorm van parlementaire controle afgeschaft. Het Comité I en de begeleidingscommissie zullen zelfs niet eens weet hebben van operaties waarbij bijzondere methoden worden toegepast. Als het Comité I enkel kan optreden op verzoek van een burger, die meestal niet zal weten dat er over hem gegevens worden verzameld, is er geen echte controle meer mogelijk. Zelfs Senaatsvoorzitster Anne-Marie Lizin (PS), die als voorzitster van de begeleidingscommissie haar bevoegdheden compleet uitgehold ziet, hoort men niet tegenpruttelen.
[Commentaar van Bert Penninckx --> Als zelfs het parlement geen controle kan of mag uitoefenen, heeft dat niet veel weg van een dictatuur? Overigens zou de burger best zelf middels bindende referenda kunnen beslissen in hoeverre zulke burgercontrolerende staatsveiligheidsinstellingen wel nodig zijn. Instellingen die in het geheim werken, zijn per definitie democratie vijandig.]
'Op het moment dat de mogelijkheden voor de inlichtingendiensten enorm worden uitgebreid, worden de middelen voor het Comité I teruggeschroefd', stelt de Liga voor Mensenrechten. De Liga wijst op de 'gebrekkige' controle en noemt het wetsontwerp een absolute bedreiging voor de individuele vrijheid. 'De voorziene controlemechanismen bieden onvoldoende garanties voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid', reageert de Orde van Vlaamse Balies. 'Dit lijkt een waar onderonsje te worden waarop geen parlementaire controle mogelijk is. Het parlement heeft immers geen zicht op eventuele misbruiken. Ter vrijwaring van de democratie is een bredere controle noodzakelijk, met name een controle door de voorzitters van Kamer en Senaat.'
Dezelfde kritiek formuleerde het Comité I. 'De commissie staat onder het gezag van de ministers van Justitie en Defensie', aldus haar advies op het ontwerp, 'en kan dus moeilijk als onafhankelijk worden beschouwd. Het college kan wel als onafhankelijk worden beschouwd, maar kan niet bevelen de uitvoering van inlichtingenmethoden stop te zetten, aangezien het pas kan optreden nadat de maatregel is beëindigd.'
In het geval dat de nieuwe BIM-commissie er niet in slaagt binnen vijf dagen een eensluidend advies te geven over het gebruik van speciale technieken, is het de betrokken minister die zijn toestemming geeft. Het is ook de minister die toezicht houdt op de verdere uitvoering van de methode en beslist over de stopzetting ervan. 'Dat de minister de veiligheidsdiensten kan machtigen tot een dergelijke verregaande inbreuk op de privacy, baart de Liga zorgen', zegt de Liga voor Mensenrechten. 'De beslissing over de aanwending van de methode wordt een politieke beslissing. De bevoegdheid van de minister is niet beperkt tot gevallen van hoogdringendheid. De minister is bevoegd zodra in de commissie geen overeenstemming bereikt wordt.'
Machtsconcentratie
Een minder opvallend onderdeel van het wetsontwerp is dat en passant de bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken over de Staatsveiligheid wordt afgeschaft. De dienst valt voortaan volledig onder de voogdij van PS-minister van Justitie Onkelinx. Minister Patrick Dewael (Open VLD) vindt dat, na zijn nare ervaring met de zaak-Erdal, geen probleem. 'We houden niet mordicus vast aan onze greep op de Staatsveiligheid', zegt zijn adjunct-kabinetschef Paul Van Tigchelt. Het Comité I daarentegen hecht wel veel belang aan die gedeelde verantwoordelijkheid. 'De veiligheidsdiensten aan slechts één minister toevertrouwen, brengt risico's mee die inherent verbonden zijn met elke machtsconcentratie bij één persoon', schrijft het in zijn advies.
Kortom, met de BIM-wet is de sluipende en potentieel gevaarlijke machtsgreep van de PS op de Belgische 'intelligence community' compleet. De PS bezet nu al een groot aantal sleutelposities op dit terrein, met als sluitstuk de recente benoeming van PS'er Jean-Claude Delepière tot directeur van het nieuwe Orgaan voor de Coördinatie en Analyse van de Dreiging (Ocad). Dat is het centrale zenuwcentrum van het antiterrorismebeleid van de regering. De Staatsveiligheid, militaire inlichtingendienst, politie, douane en alle andere betrokken diensten worden verplicht, op straffe van sanctie, alle relevante informatie over terrorisme door te spelen aan het Ocad. Op die manier heeft de PS de garantie dat ze voortaan alle gevoelige informatiestromen onder haar controle heeft.