De nationale rechtsgemeenschappen moeten versterkt worden, niet door terugkeer naar een of ander retrograad en autoritair nationalisme, maar door een radicale democratisering, waarbij het bindend referendum op volksinitiatief als onmisbare en logische hoeksteen moet fungeren. Er zijn ongetwijfeld een hele reeks politici die het inzake directe democratie en burgerlijke vrijheden goed menen. Maar nog te vaak missen deze mensen de helderheid van geest die nodig is om de verworvenheden van de Verlichting efficiënt te beschermen en erop voort te bouwen.
Tegen het idee van volledige volkssoevereiniteit en referenda op volksinitiatief is sinds enkele maanden een subtiel ideologisch offensief bezig. Het wordt gevoerd door conservatieve politici, academici en een rits 'weldenkende' journalisten. Het artikel van Filip Rogiers in Knack (De antihelden van de democratie, 9 februari, p. 18-22) is ter zake een schoolvoorbeeld. Politici die zich enkele jaren geleden tot de 'nieuwe politieke cultuur' bekenden, aldus Rogiers, hebben nu hun animo verloren '(...) omdat ze na vier jaar praten en studeren tot diepere inzichten zijn gekomen. Ze hebben vastgesteld dat er aan elk punt op de agenda – referendum, afschaffing van de lijststem, grotere kieskringen, enzovoort – minstens zoveel contra's als pro's zijn verbonden.' Rogiers voert de Agalev'er Holemans ten tonele, die een pleitbezorger is van wat hij 'dialogische democratie' noemt: 'Dialogische democratie, dixit Holemans, verschilt grondig van directe democratie. Bij het laatste doet het marktmodel zijn intrede in de politiek. Het vertrekt van de gedachte dat als je een enquête houdt, je ook een inzicht krijgt in wat leeft in een samenleving. Terwijl democratie juist betekent dat je mensen in staat stelt om hun eigen visie te bevragen en eventueel te veranderen. Alleen zo krijg je een maatschappelijk draagvlak voor noodzakelijke veranderingen.'
De techniek van de argumentatie tegen de directe democratie is duidelijk. Eerst wordt directe democratie via referenda op volksinitiatief voorgesteld als een soort marktenquête, zonder enige maatschappelijke discussie of beeldvorming. Daartegenover wordt dan het alternatief geplaatst van de dialogische democratie, waar de burgers wel luisteren en eventueel van mening veranderen. Wat is dialogische democratie? 'Het is geen directe democratie, het staat ver van het noteren en optellen van meningen, ja's en nees. Het is evenmin een schaamlapje om de representatieve democratie meer legitimiteit te geven. Het is gewoon zeer prozaïsch, democratie als een werkwoord. Een klassiek voorbeeld is de formule van de burgerpanels. In een stad of een gemeente wordt rond een concreet onderwerp een representatieve groep van burgers verzameld. Zij krijgen alle kansen en middelen om zich een gedegen mening te vormen. Ze kunnen getuigen en experts horen. Op het einde van de rit vellen ze een oordeel, ze stellen een oplossing voor. Dat moet geen consensus zijn, geen eenheidsworst. Ook de burgers die in het zand bijten, begrijpen op zijn minst het waarom van de uiteindelijke beslissing. Er is dialoog geweest, confrontatie, meningen zijn bijgesteld.'
De begripsverwarring die hier wordt doorgevoerd, is die tussen twee tegenstellingen:
'wel beeldvorming' - 'geen maatschappelijke beeldvorming'
en
'soevereiniteit' - 'geen soevereiniteit'
Mensen als Holemans en Rogiers verwerpen het referendum op volksinitiatief op basis van de eerste tegenstelling (maatschappelijke beeldvorming is gewenst en onverenigbaar met het referendum), om dan een alternatief te promoten dat zogezegd wél beeldvorming garandeert, maar, een beetje helaas, de volkssoevereiniteit opgeeft.
Het is natuurlijk volmaakt absurd om te beweren dat een referendum op volksinitiatief niet gepaard kan gaan met een intensief proces van maatschappelijke beeldvorming, en Rogiers noch Holemans doet dan ook geen enkele moeite om deze veronderstelling te adstrueren. Ze stellen gewoon de onverenigbaarheid van volksreferendum en maatschappelijke beeldvorming voor als iets evidents en hopen dat de lezer zal volgen. Vervolgens worden 'alternatieven' (zoals burgerpanels) voorgesteld als werkwijzen die wél maatschappelijke beeldvorming garanderen, terwijl de soevereiniteitsvernietiging die aan dit 'alternatief' kleeft zo weinig mogelijk in de verf wordt gezet en sluipsgewijs als iets aanvaardbaars wordt voorgesteld. Lees Rogiers' tekst maar eens aandachtig. De burgers verzamelen zich niet op eigen initiatief, maar '(...) een representatieve groep wordt verzameld'. Door wie? Rogiers zegt het niet, maar het antwoord is natuurlijk: door onze voogden, door diegenen die het beter weten, door de politieke klasse. De burgers vormen zich niet soeverein een mening, nee: 'ze krijgen alle kansen en middelen om zich een gedegen mening te vormen'. Krijgen? Van wie? Alweer blijft het expliciete antwoord uit. En op het einde van de rit beslissen de burgers niet soeverein, nee, ze '(...) stellen een oplossing voor'. Aan wie? En wie aanvaardt of verwerpt de oplossing? Juist.
De nieuwspraak over 'dialogische democratie' is 'just another brick in the wall', een nieuwe ideologische barrière die wordt opgeworpen om de ontwikkeling van een authentieke democratie op basis van volkssoevereiniteit af te blokken. Het dient maar eens gezegd: dit soort 'democraten' zijn geen haar beter dan het Vlaams Blok.
Een ander koekje van hetzelfde deeg levert het editoriaal van Dirk De Wilde van 28 februari in De Morgen: 'Meer democratie kan gemakkelijk tot veel minder democratie leiden. Kijk naar de referenda. Tot nog toe worden die gewonnen door actiegroepen die tegen een bepaald beleidsvoorstel ageren, zonder veel aandacht voor het geheel.' De Wilde bedoelt eigenlijk: het referendum op volksinitiatief is een instrument dat op de maat van demagogen is geknipt.
Maar wat kan zijn bewering over 'actiegroepen... zonder veel aandacht voor het geheel' in godsnaam betekenen? Er werden tot nu toe in België slechts een handvol referendums 'gewonnen', en de drijvende kracht werd in die gevallen altijd gevormd door één of meer traditionele politieke partijen. In Gent is er een referendum geweest tegen de Belfortparking, gesteund door Agalev (en het ACW). Is Agalev een actiegroep zonder veel aandacht voor het geheel? Zo ja, dan zit de huidige regering met een probleem. Een tweede Gents referendum over gratis openbaar vervoer werd door een authentieke actiegroep gelanceerd, maar door de politieke partijen (met Agalev en Holemans op kop) onmogelijk gemaakt: de burgers mochten van de politieke partijen niet eens stemmen over het idee van de actiegroep, laat staan dat die actiegroep het referendum 'won'. In Sint-Niklaas werd een referendum gehouden tegen de aanleg van de Grote Markt. Drijvende kracht achter het referendum was ditmaal de SP, nog al zo'n 'actiegroep zonder oog voor het geheel', en bovendien geleid door de notoire fantast Freddie Willockx. In Boechout zat de VU dan weer achter het referendum. De initiatiefnemers kregen een ruime meerderheid achter zich, maar van 'winnen' was geen sprake vermits de bestuurscoalitie de uitslag naast zich neerlegde. Tenzij men bereid is om de politieke partijen die momenteel de federale en Vlaamse regering vormen als 'actiegroepen zonder veel oog voor het geheel' af te doen, is De Wildes bewering flagrant onwaar. De simpele waarheid is dat in ons land buiten de politieke partijen nog geen enkele 'actiegroep' een referendum heeft kunnen afdwingen, laat staan 'winnen'. Overigens is het absurd om op basis van de huidige Belgische 'ervaringen' conclusies te trekken over het referendum. De enkele volksraadplegingen die tot nu toe hebben plaatsgevonden waren noch bindend noch afdwingbaar. Wie zich over de referendumpraktijk een serieus oordeel wil vormen, kijkt het best naar Zwitserland, want daar werd met referenda op volksinitiatief de meeste ervaring opgedaan (twee degelijke recente bronnen zijn: Kirchgasser, Feld en Savioz, Die direkte Demokratie en Trechsel en Serdült, Kaleidoskop Volksrechte, allebei vorig jaar uitgegeven bij Helbing & Lichtenhahn / Bazel). Zowel Rogiers als De Wilde doen aan regelrechte misleiding: ze wakkeren door foute voorstellingen de klassieke vooroordelen tegen de democratie aan met de bedoeling om de huidige, autoritaire bestuurswijze te legitimeren. Het gaat in beide gevallen om diffamatie tegenover het direct-democratische proces en tegen het concept van volkssoevereiniteit. Men moet zich door zulke perscampagnes niet laten imponeren. Honderd jaar geleden fulmineerden de meeste journalisten ook tegen het algemeen enkelvoudig stemrecht.
De vraag blijft evenwel of de politici die het goed menen met de democratie, voldoende doorzicht en bewustzijn aan de dag kunnen leggen om zich een weg te banen door dit ideologisch mijnenveld. De tegenstrevers zullen in elk geval proberen, om enerzijds de parlementaire commissie voor politieke vernieuwing op een dood spoor te plaatsen en anderzijds het offensief tegen het vrije spreekrecht en het recht op vrije vereniging te intensifiëren. Dit wordt geen rustige eeuw.