De nieuwe wet op de volksraadplegingen

Senator Anciaux zond ons kopie van de verslagen van de Senaatsbesprekingen betreffende de volksraadpleging. In de begeleidende brief (gedateerd 10.05.1999) schrijft hij:

'De uiteindelijk goedgekeurde teksten bevatten enkele positieve wijzigingen, maar in zijn geheel betekenen ze een forse stap achteruit. Het is een gemiste kans. In de Senaatscommissie heb ik talloze amendementen ingediend en verdedigd. Maar ook hier ontbrak de durf om fundamenteel iets te veranderen. Het referendum is een uitdaging voor de toekomst. Maar de burgers krijgen niet eens de kans om hun stem te laten horen. Daarom ben ik zeer ontgoocheld over het resultaat zoals het in Kamer en Senaat bereikt werd. Maar ikzelf en mijn partijgenoten zullen blijven ijveren voor meer directe democratie. Het thema is een van onze speerpunten tijdens de op gang gefloten verkiezingscampagne. Omdat we het aan de bevolking verplicht zijn.'

De Langendries-wetten werden afgekeurd door de VU, Agalev en het Vlaams Blok, telkens met als argument dat de huidige voorstellen totaal onvoldoende en met name niet-bindend zijn. Verrassend genoeg onthield de VLD zich bij stemming, omdat de voorstellen volgens senator Vergote 'in de goede richting gaan'. Bij de Franstaligen stemde enkel Ecolo tegen.

De evocatie van de wet door de Senaat heeft slechts één wijziging opgeleverd: de absurde teldrempelregeling, waarbij in een gemeente met 23.000 inwoners meer handtekeningen verzameld moeten worden dan in een gemeente met 27.000 inwoners, wordt weggewerkt. De nieuwe drempels werden als volgt vastgelegd: voor gemeenten met minder dan 15.000 inwoners ligt de drempel zoals voorheen op 20 procent van het aantal inwoners; voor gemeenten van 15.000 tot 29.999 inwoners moeten 3.000 handtekeningen worden verzameld, en voor gemeenten van meer dan 30.000 inwoners moet ten minste 10 procent van de inwoners voor het referendum tekenen. Deze regeling is nauwelijks minder absurd dan de vorige: waarom moeten in een gemeente met 29.999 inwoners verhoudingsgewijs maar half zo veel burgers tekenen als in een gemeente met 15.000 inwoners? Volgens rapporteur Caluwé (CVP) wordt de regeling gerechtvaardigd door de overweging dat 'het houden van een referendum in kleinere gemeenten minder verantwoord is, aangezien de gemeenteraad daar dichter bij de bevolking staat' (Parlementaire Handelingen Senaat, 11 maart 1999, p. 7309). Caluwé schijnt dus over een soort meetstok te beschikken om bedoelde afstand tussen bevolking en gemeenteraad te meten. In werkelijkheid is er maar één zo'n maatstok, en dat is de wil zelf van de bevolking om tot een referendum te komen. Lagere handtekeningendrempels voor grotere entiteiten zijn verantwoord, niet omdat de afstand tussen burger en bestuur varieert, maar omdat het ophalen van grotere aantallen handtekeningen in grotere entiteiten moeilijker is. Het vlakke palier voor gemeenten tussen 15.000 en 29.999 inwoners is irrationeel en moet alweer als een typisch Belgische absurditeit worden beschouwd. De 20%-drempel (inwoners, niet kiesgerechtigden!) voor kleinere gemeenten is een wereldrecord.

 

Hier volgt nog een uittreksel van de interventie van senator Anciaux:

'Het ergste is dat de bevolking niet ernstig wordt genomen en daardoor haar geloof in de politiek verliest. Ze krijgt het gevoel niet mee te tellen. Al dertig jaar wordt getracht langs het onderwijs de burger politiek bewust te maken. Dat is een verdienste van de generatie van 1968. Op een moment dat de burger kritscher is dan ooit, treedt de overheid het meest betuttelend op. De mening van de bevolking wordt niet gevraagd. Het is niet verwonderlijk dat ze 'foert' zegt tegen de politiek.'

'Als een advies of een mening wordt gevraagd, moeten die ook ernstig worden genomen. Een gemeente- of provincieraad mogen niet de mogelijkheid hebben dit advies of die mening te negeren. Zo kan nooit verantwoordelijkheidszin worden aangekweekt. Integendeel, zo worden conflicten gestimuleerd. Het is een slechte zaak geen rekening te houden met degenen die in iets geloven, die ervoor de boer opgaan en het debat voeren.'

'Een aanvraagdrempel van 10 procent van de kiesgerechtigden, of van 5 procent als de volksraadpleging de provincies overstijgt, lijkt mij gewenst. Het initiatief moet worden overgelaten aan de bevolking. Het moet minder een aangelegenheid worden van een gemeente- of provincieraad. Wanneer het opgelegde aanvraagpercentage wordt gehaald, mag een volksraadpleging niet worden geweigerd.'

'Er moet ook rekening worden gehouden met het resultaat. Ook hier kan eventueel een drempel worden ingevoerd en bijvoorbeeld worden opgelegd dat 20 procent van de deelnemers zich in een of andere richting moet hebben uitgesproken.'

'Guy Verhofstadt heeft enkele jaren geleden het referendum 'heruitgevonden'. Ik stond er toen zeer sceptisch tegenover. Zijn definitie luidde: 'Een referendum is de meest individuele uiting van de meest individuele overtuiging.' Ik ben absoluut geen liberaal. Ik krijg koude rillingen van deze uitspraak. Een samenleving is er niet mee gebaat dat ieder individu een eigen wereldje opbouwt zonder verantwoordelijkheid op te nemen voor de samenleving.'

'Volgens mij moet een referendum als volgt worden omschreven: 'Het tot stand brengen van een maatschappelijk debat, het samen oordelen, na een minimale periode van drie maanden, waarin men goed geïnformeerd wordt over het voor en tegen.' Zo'n maatschappelijk debat is een schitterende manier om de directe democratie tot stand te brengen naast de vertegenwoordigingsdemocratie. Zo kan de hele bevolking worden betrokken bij de opbouw van de samenleving. In die zin kan een referendum worden beschouwd als een uitdaging voor de toekomst.'

'Indien de politieke wereld er niet in slaagt respect op te brengen voor de bevolking, dan is het niet meer dan normaal dat de bevolking geen respect meer heeft voor de politiek. Ik ondervind dagelijks dat de liefde van twee kanten moet komen, anders kwijnt ze weg. De liefde van de bevolking voor de politiek is verdwenen omdat de politiek geen blijkt geeft van liefde voor de bevolking. We moeten trachten deze toestand opnieuw recht te trekken. Dit is echter onmogelijk op basis van de voorstellen van de werkgroep-Langendries. Ze getuigen van een mentaliteit van 'we willen wel, maar kunnen niet'.'

Het bovenstaande suggereert dat Bert Anciaux nog steeds vasthoudt aan het concept van deelnamequorums (20 procent van de kiesgerechtigden, in de tekst nogal ongelukkig 'deelnemers' genoemd, moet zich in een of andere richting uitgesproken hebben). Dit lijkt ook het standpunt van VU-ID21 te zijn. Deze deelnamedrempels impliceren nog steeds een principiële superioriteit van de verkozen politicus boven de burger. De enige consequente houding is om, zoals in Zwitserland en Californië, dit soort drempels totaal te weren. In het geval van een referendum beslist niet het parlement, maar de verzameling van de opgekomen kiezers, die sowieso altijd veel talrijker is dan de verzameling van parlementairen. Zolang deze principiële gelijkwaardigheid tussen parlement en verzameling van kiezers niet wordt aanvaard, blijft men steken in problematische en halfslachtige referendumformules.

 

Ondertussen is het standpunt van Anciaux een verademing ten opzichte van het CVP-standpunt, dat door Caluwé tijdens de debatten als volgt werd verwoord:

'Een volksraadpleging mag geen bindend karakter hebben. De uiteindelijke verantwoordelijkheid blijft bij de verkozenen. Zij moeten voor de beslissingen verantwoording afleggen en bij een eventuele vergissing of bij onvoldoende verantwoording kunnen ze om de zes jaar worden weggestuurd.' Caluwé vergeet te vermelden dat het niet de politici , maar wel de burgers zijn die voor de 'vergissingen' moeten betalen. Of wordt onze staatsschuld van 1 miljoen per Belg soms door de politici terugbetaald? Bovendien schijnt de CVP de niet-herverkiezing van een politicus automatisch op te vatten als een sanctie, die de burger geeft aan een falende mandataris. Dit is principieel fout. Een niet-herverkiezing zou alleen maar als sanctie opgevat kunnen worden indien permanente herverkiezing de normale toestand zou zijn. Burgers kunnen echter vele redenen hebben om een mandaat niet te verlengen. Er zijn bijvoorbeeld goede argumenten om te geloven dat een te lange bekleding van een bestuursmandaat door dezelfde persoon als zodanig negatief werkt. Dat is bijvoorbeeld de reden waarom de president in de USA slechts eenmaal verkozen kan worden, en in vele Amerikaanse deelstaatparlementen zogenaamde 'term limits' van kracht zijn. Indien de CVP werkelijk meent dat verkozenen verantwoording aan de kiezer moeten afleggen, dan zou deze partij het afzettingsrecht (het zogenaamde 'recall'-recht) moeten verdedigen, waarbij burgers gelijk wanneer per direct-democratische stemming het mandaat van een verkozene kunnen schrappen. Dit systeem bestaat in verscheidene Amerikaanse deelstaten, maar wordt niet aangetroffen in het verkiezingsprogramma van onze christendemocraten.