Sharia in Nederland?

Bij onze noorderburen is commotie ontstaan door een uitspraak van Justitieminister Donners. In het boek Het land van haat en nijd, dat woensdag verscheen en waarin een interview met Donners is opgenomen, stelde hij dat als twee derde van de Nederlanders dat wilde, de sharia (de islamitische wet) kon worden ingevoerd. Politiek Nederland reageerde daar zeer verontwaardigd op omdat minister Donners niet duidelijk genoeg zijn afkeer van die mogelijkheid zou hebben laten blijken.

Politiek gezien is zo'n mogelijkheid natuurlijk totaal uit de lucht gegrepen, maar het debat dat de uitspraak veroorzaakte ging over enkele fundamentele democratische kwesties, en dat is natuurlijk wél interessant.

Om te beginnen moeten we opmerken dat men het constant over 'de democratie' en 'onze democratie' had, terwijl Nederland, net zomin als België, geen democratie is. Hoe vreemd en radicaal dat ook moge klinken, het is noodzakelijk om de uitspraken die gedaan werden te begrijpen.

Een van de reacties was dat het invoeren van de sharia in Nederland, zelfs als daar een tweederdemeerderheid voor zou bestaan, onmogelijk zou zijn. Zo stelde Paul Cliteur, hoogleraar rechtswetenschappen, in de Volkskrant dat 'de sharia [...] niet te verenigen [is] met heel veel internationale grondrechten en die staan boven onze wet.' Ten eerste vindt Cliteur het blijkbaar géén probleem dat de democratische meerderheid in Nederland gebonden is aan bepaalde verdragen over 'grondrechten' die boven de Nederlandse wet staan. Die grondrechten zijn blijkbaar belangrijker dan de democratie die ze zouden moeten verdedigen, en dat is op z'n zachtst gezegd paradoxaal. Hij vertelde er nog bij dat Donner 'zeer povere en primitieve' opvattingen had over democratie: 'Volgens hem is democratie datgene wat de meerderheid wil. Schending van grondrechten of niet', en dat is natuurlijk interessanter. Democratie is natuurlijk niet 'datgene wat de meerderheid wil', democratie is een systeem waarin de meerderheid beslist, wát er dan beslist wordt is een heel andere zaak. We willen duidelijk onderschrijven dat democratie, om als 'systeem' te overleven, natuurlijk meer nodig heeft dan louter meerderheidsregels. Een democratie zonder eerlijke processen, zonder vrijheid van meningsuiting, gelijkheid voor de wet, vrijheid van vereniging enzovoort zouden we inderdaad naar onze maatstaven nauwelijks een functionele democratie kunnen noemen. Het probleem met de uitspraak van Cliteur – en hij is helaas niet alleen – is dat zo op den duur die grondrechten als belangrijker worden beschouwd dan die formele meerderheidsregels, en dat de democratie dus 'tegen zichzelf beschermd' moet worden door grondrechtenverdragen op te stellen die boven de democratische besluitvorming staan. Maar net zoals je, als je via de democratie die grondrechten afschaft, de democratie afschaft, net zo zal je, door op basis van die grondrechten de democratische besluitvorming buitenspel te zetten, de democratie in feite afschaffen.

De kern van deze kwestie is dat democratie, en die grondrechten, gewild moeten zijn door de bevolking zelf. Als politicus of betweterige intellectueel kan dat misschien lastig lijken, want dat betekent dat je democratie en die grondrechten niet kan 'opleggen', niet kan 'beschermen' en dat die zeker niet uit de spreekwoordelijke 'loop van een geweer' komen (al kunnen ze daar natuurlijk wel mee verdedigd worden, zoals Zwitserland bij zijn ontstaan heeft gedaan). Dit is ook niet zomaar haarkloverij, voer voor filosofen maar niet voor pragmatische politici. De waarde van democratie ligt juist in het feit dat het iets is waar mensen vrijwillig voor kiezen, dat het niet met wetten moet of kan worden opgelegd of met macht moet of kan worden afgedwongen. Democratie heeft geen beroep nodig op traditie of mythische afstammingsverhalen om zich te rechtvaardigen, het heeft geen nood aan speciale kostuums of gewaden, grote bouwwerken of uitgebreide escortes om gezag af te dwingen. Democratie beroept zich op het principe dat niemand het recht heeft om een ander te overheersen, democratie vertrouwt ieder individu om in volle vrijheid een beslissing te nemen. Dát is de fundamentele kern van democratie, en de meerderheidsregel vloeit daar onmiddellijk en logisch uit voort. Die befaamde grondrechten zijn daar dan nog een verder gevolg van, en instituties als een parlement en een Grondwet zijn op hun beurt daar nog eens een verder uitvloeisel van. De tragedie is dat die politici op den duur middel voor doel beginnen te zien, dat ze het parlement en partijpolitieke verkiezingen als fundamenteel voor de democratie beginnen te zien, en bepaalde mensenrechtenverdragen als dé ultieme en onraakbare kern van democratie. Daarom vinden ze het geen probleem dat die mensenrechtenverdragen boven het parlement kunnen staan. Daarom kwam er een voorstel van de CDA (de Nederlandse christendemocraten) om bepaalde partijen (zoals een hypothetische Sharia-partij of de recent opgerichte 'pedofielen-partij') te verbieden, alsof ze daar het recht toe hebben. Daarom dat buiten Zwitserland geen enkel land ter wereld de hoogste wetgevende beslissingsmacht rechtstreeks toekent aan zijn burgers, maar juist 'het parlement' als het hoogste orgaan (na die mensenrechtenverdragen) beschouwt. Daarom dat in België de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging opzij werden geschoven in naam van 'de waarden geldend in een democratische, vrije en pluralistische samenleving'.

Er is zich dus blijkbaar nog een hoger autoriteitskader aan het ontwikkelen dat zelfs bóven grondrechten als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging staat. Dat kader is zeer wazig en wordt ingevuld door een steeds selectere groep van mensen, aangezien men de voltallige bevolking sowieso al niet vertrouwde, en nu ook de nationale parlementen minder en minder te vertellen hebben. Dat is natuurlijk de laatste stap voor de vorming van een elite die als enige verantwoording van haar macht op den duur simpelweg die macht zelf aanwendt. Een kandidaat-grootinquisiteur is alvast de Nederlandse historicus Hermann von der Dunk, die eveneens in de Volkskrant volgend staaltje ten berde gaf: 'Het zijn toch altijd kleine elites die het meest gelijk hebben. Dat is altijd zo geweest. Het klinkt misschien arrogant, maar daar geneer ik me niet voor. Ik sta in toenemende mate sceptisch tegenover de democratie. De laatste tijd denk ik steeds vaker: je zou een soort census-kiesrecht moeten invoeren, waarbij iedere kiezer eerst een examentje moet afleggen. Democratie is nu een heilige koe.' Wélke 'kleine elite' (want er zijn er wel meerdere) dan precies gelijk heeft, vertelt von der Dunk er niet bij, maar dat hij er volgens zichzelf deel van uitmaakt is wel duidelijk. Wie die examens dan wel zou opstellen en ze zou afnemen, en vooral wie het recht zou moeten hebben om ze in te voeren, vertelt hij er ook niet bij, maar we kunnen misschien al een gokje wagen...

Om nog even alles samen te vatten, de bron van democratie is het principe dat niemand het recht heeft een ander te overheersen. Binnen een staatsbestel uit zich dat dan in het democratisch principe van de meerderheidsregel, en met die beslissingsprocedure kunnen dan grondrechten worden ingevoerd. Het huidige systeem draait dat volledig om. In plaats van de democratische meerderheidsregel als fundamentele wetgever te erkennen heeft een klein, verkozen parlement nu plots de ultieme beslissingsmacht. Dat zo'n parlement werkbaarder is dan een volksvergadering met miljoenen mensen, staat buiten kijf, maar die volksvergadering moet wel – bijvoorbeeld per referendum, zoals in Zwitserland gebeurt – steeds de mogelijkheid behouden om zo'n parlement terug te roepen en rechtstreeks zelf te beslissen. De politieke elite die zich dan vormde heeft vervolgens verdragen afgesloten die boven de besluitvorming in het parlement staan. Die verdragen en instellingen zelf worden vervolgens geïnterpreteerd, toegepast en beheerst door een elite die op den duur als enige verantwoording van haar macht die macht zelf heeft.

In het Nederlandse parlement bleek echter nog voldoende gezond democratisch verstand aanwezig te zijn om het voorstel van de CDA om bepaalde partijen te verbieden af te keuren. Daarbij gaven sommige partijen blijk van een verbazend staaltje democratisch inzicht. Ze stelden immers dat ze wilden vertrouwen op 'de dialoog en het debat', op de 'innerlijke kracht van de democratie' om eventuele tegenstanders van die democratie te overtuigen. Dat mag ons dan toch nog – een beetje – hoopvol stemmen.