'Hoe kun je de lucht bezitten?'... 'Het zicht van uw steden doet pijn aan mijn ogen'. Wie kent niet deze passages uit de toespraak van indianenhoofdman Seattle? De rede is wereldberoemd, werd geprezen in talloze bladen met wereldverspreiding (zoals Newsweek en The National Geographic) en is door de Wereldraad der Kerken in boekvorm verspreid. Men sprak van een 'vijfde evangelie'. 'Actie Strohalm' publiceerde de tekst in het Nederlands, en dit boekje werd onder meer in de Wereldwinkels verkocht ('Hoe kun je de lucht bezitten? Een indiaanse visie op het beheer van de aarde'. Uitgeverij Aktie Strohalm, Utrecht, 1980. ISBN 90-6224-198-0). Rutger Kopland sprong op de boot met het gedicht Het opperhoofd spreekt. Ook het onderwijs deed zijn duit in het zakje: zo staat in Melopee 6 (een veelgebruikt literatuurboek voor het middelbaar onderwijs, Wolters Plantyn, 1997) de toespraak van Seattle kurkdroog en zonder enige kritische vraagstelling afgedrukt op p. 12-16, ter stichting van de Vlaamse scholieren.
Toch is deze 'toespraak' in werkelijkheid een filmscript, gebaseerd op een verzinsel. De ultieme versie werd geschreven door de Texaan Ted Perry, voor een televisiefilm geproduceerd door de Southern Baptist Convention in 1972. Perry inspireerde zich voor zijn tekst op een artikel dat op 29 oktober 1887 was verschenen in de Seattle Sunday Times. Daarin gaf een dokter, genaamd Henry Smith, een geromantiseerde versie van wat Seattle vele jaren daarvoor (in januari 1855) zou hebben gezegd. De aanwezigen bij de onderhandelingen konden niet bevestigen dat Smith op de bijeenkomst met Chief Seattle überhaupt aanwezig was, niemand van de daadwerkelijk aanwezigen maakte ooit melding van enige merkwaardige toespraak, en Smith beschikte niet over notities waarop hij zijn 32 jaar nadien verschenen 'verslag' had kunnen baseren. We mogen als nulhypothese dus gerust aannemen dat het artikel van Smith geen historische waarde heeft. Zijn tekst is zeer waarschijnlijk al even fictief als die van Perry. De enige officiële en eigentijdse weergave van Seattles woorden omvat slechts enige lijnen zonder bijzondere betekenis.
Op de website van Seattles stam wordt de versie van 1887 als authentieke tekst aangeboden.
Uitgeverij Kairos verspreidt deze tekst ook als authentiek onder de titel Seattle's toespraak, ISBN 90-70338-14-9.
De echte herkomst van de 'toespraak' werd voor het eerst bekendgemaakt door de Duitse historicus Rudolf Kaiser in 1987.
Zie ook: The Gospel of Chief Seattle is a hoax (1989), Environmental Ethics 11, p. 195-196
Het grote publiek kreeg kennis van de vervalsing in 1992: T. Egan, Chief's 1854 lament linked to ecological script of 1971, New York Times, 21.04.1992, A1-A17
De reacties op de ontmaskering zijn zeer interessant. In het blad van de milieuactivisten van Natural Rights lezen we in 1990 het volgende: 'De intrinsieke waarde van deze gevoelens is zo groot dat het onbelangrijk wordt wie ze schreef (...) Het belangrijke is dat de woorden waar klinken (...) Of de ideeën afkomstig zijn van Seattle, Smith, Arrowsmith of Perry, is volstrekt onbelangrijk.'
Jerry Clark (van de National Archives and Records Administration) neemt een ander standpunt in:
'Heeft het belang of de toespraak afkomstig is van Seattle in 1855, of van Dr. Smith in 1887? Natuurlijk wel. Deze bekende stellingname verliest haar morele kracht en geldigheid wanneer ze verzonnen werd door een dokter in de Far West, en niet afkomstig is van een wijze indiaanse leider. Zogenaamd nobele gedachten die op een leugen berusten, zijn helemaal niet nobel.'
Ik deel de opvatting van Clark. Het is natuurlijk waar dat de expliciete inhoud van de toespraak onafhankelijk is van de auteur. Maar de impliciete inhoud luidde dat wij als arrogante westerlingen aardig wat konden leren van dit wijze indiaanse stamhoofd. En die impliciete inhoud woog door: ware de toespraak toegeschreven aan Henry Smith of Ted Perry, aan Jimmy Carter of Ronald Reagan, dan zou de tekst nog geen procent van de aandacht hebben gekregen die er thans naar uitging.
Maar er is meer. In deze postmoderne tijden is culpabilisering van het volk door de elite uitgegroeid tot het ideologisch onderdrukkingswapen bij uitstek. En Seattles verzonnen toespraak is geknipt voor dit doel. De tekst ondersteunt de culpabilisering van de modale westerse toehoorder, die in de toespraak als bot en moreel inferieur wordt afgeschilderd. En om iemands kritische vermogens al bij voorbaat te verlammen, werkt niets zo efficiënt als de inplanting van schuldgevoelens. Geen wonder dus dat de neptoespraak zo populair werd bij de maatschappelijke elite. Die doet niets liever dan de modale burger voortdurend op zijn morele inferioriteit wijzen. Daarbij worden graag mooie en moreel klinkende woorden en nepfeiten gebruikt net zoals gebeurt in de valse rede van Seattle, die ter zake als een prototype kan gelden.
De denigrering van de modale Vlaamse burger door de politieke elite kunnen we dagelijks rond ons waarnemen. Vlamingen worden bestempeld als chronisch racistisch, egoïstisch en bekrompen. Voortdurend krijgen zij bakken Seattle-ideologie over zich. Een van de laatste morele diskwalificaties die de elite aan de Vlaamse bevolking toedicht, is die der 'verzuring'. Ter gelegenheid van de aankondiging van de Vlaamse volksraadpleging was het weer prijs. Yves Desmet, de meest politiek correcte van alle spreekgerechtigden in dit land, schreef in De Morgen (10 april): 'De vraag mag gesteld worden in hoeverre de verzuurde Vlaming nog de moeite zal opbrengen om de urnen te gaan opzoeken, zeker wanneer hij weet dat het resultaat absoluut niet bindend is...' Met andere woorden: de Vlaming is nu eenmaal verzuurd, en de kans is groot dat hij dit prachtige geschenk, de nieuwe Vlaamse volksraadpleging, alweer niet naar waarde zal schatten.
Nu is de wetgeving inzake volksraadplegingen, waarmee de verzuurde Vlaming door de politieke klasse werd bedacht, in menig opzicht uitzonderlijk. Zo kunnen wij bogen, voor volksraadplegingen in kleine gemeenten, op de hoogste handtekeningendrempel van de hele planeet (twintig procent van de bevolking). Een andere tamelijk unieke bijzonderheid is dat in België in naam van de democratie stembiljetten ongeteld kunnen worden verbrand of versnipperd. Dat gebeurde wanneer bij een gemeentelijk referendum minder dan veertig procent van de verzuurde Vlamingen ging stemmen, wat bijvoorbeeld geschiedde in Genk en in Gent.
De volksraadpleging op regionaal niveau, die nu in voorbereiding is, verschilt in bepaalde opzichten van de gemeentelijke en provinciale volksraadpleging. De handtekeningendrempel (150.000 handtekeningen) is bijvoorbeeld zeer redelijk en vernietiging van ongetelde stembiljetten is niet voorzien. Maar ten gronde blijft deze volksraadpleging een lege doos. Niet alleen is de raadpleging niet bindend, ze is zelfs niet afdwingbaar. Het Vlaams Parlement krijgt de mogelijkheid om de stunt te herhalen van het tweede Gents referendum, waarbij de verzuurde Gentenaars tekenden voor gratis openbaar vervoer, naar Hasselts voorbeeld. Het Gentse stadsbestuur vond er niets beters op dan dit voorstel te vervangen door een andere, nietszeggende vraag over verbetering van het openbaar vervoer. De specifieke vraag van de burgers werd dus straal genegeerd. Vervolgens bleek dat slechts twintig procent van de kiesgerechtigden ging stemmen, wat ongetwijfeld opnieuw de verzuring bewees.
Derk Jan Epping heeft gelijk wanneer hij in De Standaard (12 april) schrijft dat 'verzuring' een 'hol' concept is: 'Politici gebruiken de term graag om de schuld van de antipolitiek te verschuiven naar de kiezer (...) Er komt een feestcheque van 200 euro om 11 juli te vieren. Minister Bert Anciaux kadert dit in de strijd tegen de 'verzuring'. Burgers krijgen geschenken om te 'ontzuren', maar in werkelijkheid is het een sigaar uit eigen doos. En hoe reageren de burgers als de regering die geschenken moet afschaffen wegens geldgebrek? Dan 'verzuren' ze zeker weer (...) Verzuren is een kletsverhaal.' Zeer juist. Waarom moet ik eerst die 200 euro via de belastingen opbrengen, om dat geld vervolgens van de politieke klasse terug te krijgen op voorwaarde dat ik een barbecue hou? Is het de taak van de staat of de politici om het barbecuegedrag van de bevolking te sturen? Is het bewijs van 'verzuring' indien men zich daarover vragen stelt? Ik meen van niet.
Maar Eppink gaat niet in op de vraag hoe het dan wel moet. Want natuurlijk bestaat er wel zoiets als 'verzuring'. Vele mensen staan stijf wantrouwig en afwijzend tegenover politici, en niet weinigen ontwikkelen – vanuit een levenslang gevoel van manipulatie en onmacht – een soort cynisme, die henzelf tot minder goede burgers maakt dan ze zouden kunnen zijn. Dat is een reëel fenomeen, en dat kun je voor mijn part 'verzuring' noemen (what's in a word?). Die verzuring valt evenwel niet uit de lucht. Ze ontspruit uit de geest van onwaarachtigheid die door het politieke bedrijf waait, uit de onmacht en de bevoogding die de individuen ervaren, en uit de maatschappelijke versnippering die uit die onmacht voortvloeit. Politici hebben het heel de tijd over het zo noodzakelijke 'primaat van de politiek', een nieuwspraakterm waarmee de dominantie van de politieke klasse wordt aangeduid. Wat wij nodig hebben is echter niet een primaat van de politiek, maar een primaat van de soevereine mens, van de 'citoyen' in de zin van de Verlichting.
Het geluksgevoel van de mensen is tot op zekere hoogte meetbaar, en blijkt bepaalde wetmatigheden te volgen. Mensen zijn gelukkiger (en dus minder 'verzuurd'), naarmate ze hun eigen lot meer in handen kunnen nemen. Op maatschappelijk vlak betekent dat eerst en vooral: mensen blijken gelukkiger naarmate er meer democratie is. Een particratie levert reeds meer geluk op dan een dictatuur, en naarmate een particratie meer democratische elementen bevat, stijgt het welbevinden van de burgers.
Schijninspraak en bevoogding, waarbij politici zich steeds meer gaan bezighouden met de boeken die wij lezen, met de woorden die we spreken en met de barbecues die we houden, voeren tot versnippering en verzuring. En door bevoogding veroorzaakte verzuring bekampen door nog meer bevoogding, nog meer culpabilisering en nog meer opgeheven vingertjes, verergert slechts de situatie.
Iedere mens is een wezen dat het vermogen in zich draagt tot vrije morele schepping en moreel initiatief. Het is aan dit vermogen dat het menselijk individu – met al zijn soms wanhopig makende beperkingen en eigenaardigheden – zijn waardigheid ontleent. Politici zien te weinig die sluimerende aanleg tot vrije maatschappelijke schepping. Want dit sluimerend moreel vermogen is per definitie individueel; het wordt niet verdedigd door partijen, vakbonden of beroepsgroepen, en het dient zich bovendien aan als iets onbestemds, is droomachtig, stil en op lange termijn gericht. Wat kostbaar is in ons, staat niet te roepen aan de cafétoog, alwaar de politicus contact komt leggen met de 'basis'. Dromen beginnen niet eens als omlijnde, scherp afgetekende ideeën. Het scherpomlijnde idee ontstaat pas later in het maatschappelijk verwerkingsproces. Maar in het menselijk individu kiemen dromen, de eerste vrijgeboren gestaltes van nieuwe maatschappelijke vormen. Iedereen kan bij zichzelf de realiteit van deze bewering toetsen. Juist door dit droomachtig karakter kan het scheppend maatschappelijk initiatief vrij zijn; een scherp afgelijnd idee is niet vrij, het is inzicht in noodwendigheid. Het is noodzakelijk om de droom, die uit onbehagen en de wil tot verandering wordt geboren, naar waarde te schatten en een expliciete plaats te geven in het politieke denken.
Men kan democratie karakteriseren als het recht voor iedere mens, om maatschappelijk te dromen; of beter nog, het recht op maatschappelijke toetsing van de eigen, individuele droom. In sociaal opzicht worden mensen wakker aan elkaar in het democratisch proces. Alle vooruitgang in de geschiedenis is begonnen als individuele droom. Democratie is de eigentijdse wijze om zulke individuele dromen om te vormen tot maatschappelijke werkelijkheid.
Sociaal kapitaal ontstaat wanneer de dromen van mensen in een initiatief, in hun verwerkelijking samenvloeien. Gemeenschappelijk in bewustzijn gebrachte en gerealiseerde droom: dat is sociaal kapitaal. En hier wringt het schoentje. Politici vinden het uitstekend dat burgers zich verenigen in fietsersclubs en zangverenigingen. Dat noemen ze ook gaarne 'sociaal kapitaal'. Kleine droompjes zijn voor burgers toegelaten. Maar de grote dromen worden gereserveerd voor de elite. De modale burger verzuurt, omdat hij de bevoogding en de neerbuigendheid voelt, en omdat hij weet – al blijft dit weten door de politiek-correcte gedachtecontrole vaak erg onbestemd – dat het recht op deelname aan de grote droom hem wordt ontzegd.
De invoering van het bindend referendum op volksinitiatief is het eerste essentiële middel om aan de modale burger zijn recht op de grote droom terug te geven – en daarmee ook zijn menselijke waardigheid.