Nieuw pamflet van Verhofstadt

Guy Verhofstadt heeft een nieuw boekje vervaardigd: De vierde golf. Een liberaal project voor de nieuwe eeuw (Antwerpen: Houtekiet). Eigenlijk gaat het om een pamflet, want het geheel is nauwelijks 63 kleine bladzijden lang.

Verhofstadt heeft in zijn hoedanigheid van oppositieleider talrijke keren bevestigd dat België geen democratie is. Op het VLD-congres 'Fundamenten voor verandering' (Gent, 26.04.1998) zei hij bijvoorbeeld: 'Onze schijndemocratie moet omgevormd worden tot een echte democratie, een burgerdemocratie, waarbij de mensen het eerste en laatste woord krijgen over de manier waarop hun samenleving ingericht wordt. Dat kan onder meer door het afschaffen van de opkomstplicht, het neutraliseren van de lijststem, het rechtstreeks verkiezen van regering en burgemeester en door het invoeren van bindende referenda op alle niveaus.' Nu hij eerste minister is, beweert Verhofstadt dat België wel degelijk een democratie is ('Natuurlijk is België een democratie', p. 31). Maar deze democratie is volgens de premier wel 'uit de tijd'. Volgens Verhofstadt bepalen niet de burgers, maar wel de partijen wie in het parlement terechtkomt (p. 32). Hij vindt dat dit moet veranderen, maar legt niet uit hoe een systeem waarin het volk niet eens kan bepalen wie zijn vertegenwoordigers zijn, in enige reële zin als democratie kan gelden.

Verhofstadt breekt ook een lans voor het referendum. Op de voorstelling van het boekje in Gent schreef hij de 'verzuring' van de burgers toe aan het acuut gebrek aan reële zeggenschap, en schoof hij het referendum naar voren als belangrijkste remedie (zie ook knipselbijlage, p. A). Hij schrijft (p. 32): 'Bindende referenda moeten mogelijk worden, échte volksraadplegingen die niet door de politici of de partijen, maar mits het inzamelen van een representatief aantal handtekeningen door de burgers zelf dienen te worden geïnitieerd. Dit moet ook op federaal niveau kunnen. De vrees dat dit in België zou kunnen leiden tot ernstige spanningen tussen de deelstaten, kan door specifieke mechanismen die rekening houden met onze federale ordening, gemakkelijk worden ondervangen' (p. 32).

Die laatste zin doet vermoeden dat Verhofstadt speelt met de gedachte om een soort grendelwet in te voeren op federaal niveau. Men zou bijvoorbeeld een systeem van dubbele meerderheid kunnen invoeren: een volksvoorstel op federaal niveau wordt slechts goedgekeurd indien er een meerderheid gevonden wordt in alle taalgemeenschappen. Het spreekt vanzelf dat in zo'n geval het gelijkheidsbeginsel ten gronde wordt geschonden, en een Vlaamse stem structureel minder waard wordt dan een Waalse (wat in de huidige staatsstructuur ook reeds het geval is). Directe democratie is principieel enkel verenigbaar met een confederale staat, waarin de deelstaten dus over principieel recht op secessie beschikken.

Overigens laat zich niet aanzien dat het paars-groene bewind aan het individu Verhofstadt zomaar zal toestaan, om dit democratisch objectief te realiseren. Verhofstadts betoog vertoont overigens nog een andere levensgrote lacune. De premier pleit wel voor direct-democratische besluitvorming op alle Belgische bestuursniveaus. Maar hij zwijgt in alle talen over de invoering van een Europees burgerreferendum, terwijl hij toch voor een Europese grondwet pleit (p. 54) en bovendien uitdrukkelijk toegeeft dat het huidige Europa geen echte democratie is (p. 53). Volgens hem volstaat het om de Europese besluitvorming transparanter te maken en de 'democratische werking van de Europese instellingen op te krikken'.

Dat is natuurlijk pure particratische ideologie. Een Europese grondwet waarin de mogelijkheid van een bindend Europees volksreferendum niet is voorzien, heeft simpelweg geen democratisch karakter.

En een Europa waarvan de bevoegdheden (en eventueel de grondwet) niet door referenda in de afzonderlijke lidstaten zijn goedgekeurd, ontbeert iedere democratische legitimiteit.