Nederland: tijdelijke referendumwet ingediend

In Nederland gaat de paarse coalitie onverminderd door met het indienen van onwerkbare referendumvoorstellen. Het nieuwste staaltje uit de paarse koker is de Tijdelijke Referendumwet.

Een terugblik: in mei 1999 viel het tweede paarse kabinet (PvdA, VVD en D66) over de grondwetswijziging ter invoering van het correctief referendum op alle drie bestuurlijke niveaus (gemeente, provincie en rijk). De invoering van dit referendum was opgenomen in het eerste paarse regeerakkoord van 1994 en opnieuw in het regeerakkoord van 1998 (dit omdat het een grondwetswijziging betreft waar twee opeenvolgende parlementen voor dienen te stemmen). Ondanks het feit dat de hele trukendoos was opengetrokken om het referendum onwerkbaar te maken (geen volksinitiatief, een handtekeningendrempel die met 600.000 stuks vier keer zo hoog is als in Zwitserland, veel uitgesloten onderwerpen, een toestemmingsquorum van 30 procent) tekende de liberale VVD (die principieel tegen het referendum is) hier alleen voor omdat ze per se een paars kabinet wilde. Maar zelfs dit voorstel ging enkele VVD'ers te ver en in mei 1999 stemde VVD-senator Wiegel tegen, waardoor er op één stem na niet de benodigde tweederdemeerderheid was. (Witte Werf, 4/5 - 99 en 8/99)

Boos stapte D66, de initiatiefnemer van dit voorstel, uit de coalitie en plotseling was daar de kabinetscrisis die niemand wilde. Dus liet D66 zich overhalen om een 'lijmakkoord' te tekenen waardoor de paarse coalitie gecontinueerd kon worden. In het lijmakkoord werd D66 'tegemoetgekomen' met de belofte dat precies dezelfde grondwetswijziging opnieuw zou worden ingediend (vergezeld van een uitvoeringswet met bepalingen als de termijnen en de wijze van handtekeningeninzameling), en dat in de tussentijd een gewone Tijdelijke Referendumwet zou worden ingediend voor een niet-bindend 'consultatief' correctief referendum op alle drie bestuurlijke niveaus. Hiervoor achtte men geen grondwetswijziging noodzakelijk, dus zou deze vrij snel kunnen worden ingevoerd als overbrugging tot de tijd dat de grondwetswijziging door opnieuw twee opeenvolgende parlementen was aangenomen. De modaliteiten van het consultatieve referendum zouden hetzelfde moeten zijn als het bindende referendum van de grondwetswijziging.

Begin maart jongstleden zijn de grondwetswijziging, de uitvoeringswet en de Tijdelijke Referendumwet bij de Tweede Kamer ingediend. Bij lezing van de laatste twee (wetteksten bleken in Nederland tot de indiening geheim te zijn) kunnen we definitief vaststellen dat de politieke elite van plan is om abortus te plegen op het referendum. In de Tijdelijke Referendumwet is geregeld dat de handtekeningendrempel op provinciaal niveau vijf procent van de stemgerechtigden bedraagt en op gemeentelijk niveau in vier schalen van tien procent voor kleine tot vijf procent voor grote gemeentes (steden). In vergelijking met Zwitserland en Amerikaanse deelstaten is dit (zeer) hoog.

Bovendien geldt op alle drie bestuurlijke niveaus dat de handtekeningen door burgers gezet worden in het gemeentehuis binnen een termijn van negen weken na de inwerkingtreding van de wet of verordening. Vrije handtekeningeninzameling door burgers is niet toegestaan. De wet voorziet in een kiesbrochure voor alle burgers, maar hierin mag alleen de overheid haar verhaal doen en niet de burgergroep die het referendum aanhangig maakt. Op deze punten loopt de Uitvoeringswet parallel aan de Tijdelijke Referendumwet.

Ten slotte regelt een geniepig artikel 168 in de Tijdelijke Referendumwet: 'Andere raadgevende gemeentelijke en provinciale referenda dan uit hoofde van deze wet zijn niet toegestaan.' Hiermee worden in één klap alle referendumverordeningen buiten werking gesteld die gemeenten de laatste tien jaar op eigen initiatief hebben ingevoerd en die de tientallen lokale referenda van de jaren negentig mogelijk maakten. De modaliteiten van deze ad-hocverordeningen zijn vaak beter dan die van de Tijdelijke Referendumwet. Bovendien is stapsgewijze verbetering van gemeentelijke referendumregelingen door lokale burgergroepen hiermee onmogelijk gemaakt. Hier wreekt zich het subsidiariteitsprincipe van de Nederlandse centrale eenheidsstaat, die van bovenaf bepaalt wat de speelruimte is van lagere bestuurlijke niveaus.

Het blijkt voor een kleine en onbekende groep als WIT niet eenvoudig om serieus weerwerk aan dit proces te bieden. Samen met enkele andere groepen en instellingen is WIT daarom bezig om een Referendum Platform op te richten waarin genoeg menskracht, knowhow en contacten zijn verenigd om een eigen dynamiek op gang te brengen. Hopelijk kunnen we hierover meer positiefs melden in een latere Witte Werf.

 

Arjen Nijeboer (Amsterdam)