Het referendum en de Belgische grondwet

De commissie 'Politieke Vernieuwing' van Kamer en Senaat hoorde op 10 mei een aantal grondwetspecialisten omtrent de invoering van het referendum in België. Samenlezing van grondwetsartikels 33 en 36 levert het hoofdstruikelblok voor de invoering van het bindend referendum. Artikel 36 bepaalt dat de federale wetgevende macht gezamenlijk wordt uitgeoefend door de koning, de Kamer en de Senaat. De burgers zijn volgens onze grondwet dus uitgesloten van het wetgevend werk; zij mogen alleen een deel van de wetgevers verkiezen. Ook artikel 42 zou volgens sommigen een probleem kunnen vormen. De genoemde artikels zijn niet voor herziening vatbaar tijdens deze legislatuur.

Van belang is ook dat de Raad van State zich heeft uitgesproken tegen een niet-bindend referendum op federaal en gewestelijk of gemeenschapsniveau. Het hoofdargument van de Raad van State luidt dat een dergelijke volksraadpleging slechts in naam adviserend is, maar in de praktijk de gezagsdragers wel bindt. Merkwaardig genoeg aanvaardt de Raad van State wel het niet-bindend referendum op gemeentelijk en provinciaal niveau. Dit standpunt van de Raad van State werd op 10 mei door de Franstalige grondwetspecialisten wél, en door de Nederlandstaligen niet gevolgd.

Ondertussen blijkt dat de eis tot opkomstplicht door de socialisten wordt aangewend als een middel om de invoering van het referendum op de lange baan te schuiven (zie krantenartikels in deze Witte Werf).