Heußner wijst erop dat blijkens opiniepeilingen reeds enkele decennia lang een meerderheid contra de doodstraf bestaat in Duitsland. Hetzelfde geldt trouwens voor Zwitserland: ook daar verwerpt een meerderheid de doodstraf. De Zwitsers zouden de doodstraf kunnen invoeren per referendum, maar blijkbaar doen ze dit niet. Integendeel, de nieuwe strafwetgeving waaruit de doodstraf was geschrapt, werd in 1935 per referendum goedgekeurd.
Niettemin kunnen pro-doodstrafmeerderheden ontstaan in bepaalde concrete omstandigheden. Zo bleek uit een opiniepeiling in 1977, ten tijde van de moord op de ontvoerde Schleyer, dat 44 procent van de Duitsers zich pro doodstraf uitsprak, en slechts 39 procent contra. En in de Verenigde Staten is er in heel wat deelstaten juist wel een (soms verpletterend grote) meerderheid voor de doodstraf gewonnen. In Californië werd in 1972 en 1975 de doodstraf via twee referenda weer ingevoerd, nadat het Californische Hooggerechtshof de doodstraf voor ongrondwettelijk had verklaard. Ook in Colorado en Washington werd de doodstraf via referenda heringevoerd, nadat de volksvertegenwoordiging – tegen de overduidelijke meerderheidswil van de bevolking in – deze straffen had afgeschaft. In andere deelstaten werd de strijd om de doodstraf via direct-democratische weg uitgevochten. In 1916 werd de doodstraf in Arizona via een referendum afgeschaft, maar met een zeer krappe meerderheid. Twee jaar nadien haalde een tegenvoorstel een meerderheid, en werd de doodstraf weer ingevoerd. Een vergelijkbaar fenomeen deed zich voor in Oregon: afschaffingen in 1914 en 1964, herinvoeringen in 1920 en 1978.
Het is echter onjuist om te stellen dat het referendum op zich de invoering van de doodstraf bevordert. In diverse staten waar de doodstraf per referendum ingevoerd zou kunnen worden, bestaat deze straf toch niet (Alaska, Maine, Michigan, Noord-Dakota). In Texas, waar meer doodstraffen worden uitgevoerd dan in gelijk welke andere staat, bestaat geen referendum op volksinitiatief. Dit komt doordat de doodstraf in staten waar voor deze straf een grote meerderheid onder het publiek bestaat, ook door de meeste volksvertegenwoordigers wordt verdedigd. In feite is de politieke en maatschappelijke traditie bepalend: in alle zuidelijke staten van de USA bestaat de doodstraf; doodstrafvrije staten zijn enkel in noordelijke en oostelijke staten te vinden.
De discussie omtrent de doodstraf is overigens, zoals veel maatschappelijke debatten, besmet door het virus van de politieke correctheid. Het is gewoon niet politiek correct om voor de doodstraf te pleiten. De verwerpelijkheid van de doodstraf wordt al snel als een premisse vooropgesteld. Nochtans is het niet zo evident om zich in de plaats van een slachtoffer te stellen dat voor de dader doodstraf eist. Sommige slachtoffers van zware misdrijven (die bijvoorbeeld hun huisgenoten voor hun ogen zagen vermoorden) bevestigden dat ze slechts een soort innerlijke rust konden hervinden nadat ze de executie van de dader hadden mogen bijwonen. Of de wens van zulke slachtoffers al dan niet voorrang moet krijgen op bijvoorbeeld de wens om terechtstellingen op grond van juridische dwaling te voorkomen, kan niet langs logische wegen worden achterhaald en kan dus enkel besloten worden via een democratisch proces, waarbij iedere burger zijn duit in het zakje mag doen. Niemand is gerechtigd om zichzelf in deze aangelegenheid een soort absoluut oordeelsvermogen toe te kennen dat zou prevaleren op een democratisch tot stand gekomen besluit.
Democratisch?
En precies deze neiging tot politieke correctheid vindt men terug in het betoog van Heußner. De hoogleraar is ongetwijfeld een overtuigd voorstander van het referendum op volksinitiatief, en hij wil iedereen geruststellen dat de doodstraf niet ingevoerd zal worden wanneer het Duitse volk op federaal niveau directe wetgevende macht krijgt. Daartoe vermeldt hij met klaarblijkelijke goedkeuring de volgende feiten:
* Protocol nummer 6 van de Europese Conventie voor de Mensenrechten en Grondvrijheden van 29 april 1983 vormt een effectieve barrière voor de herinvoering van de doodstraf. Enkel de bondsregering, maar niet het volk of de volksvertegenwoordiging kunnen tegen dit protocol ingaan. Volgens de jurisprudentie van het Duitse Bundesverfassungsgericht kan de wetgever de uitvoerende macht nooit verplichten om een buitenlands verdrag op te zeggen. Wie verwacht dat Heußner deze toestand als ondemocratisch aanklaagt, komt bedrogen uit. Integendeel, hij ziet in deze toestand een garantie tegen de herinvoering van de doodstraf, wat ook de volkswil moge wezen.
* Artikel 102 van de Duitse grondwet verbiedt de invoering van de doodstraf en kan door de wetgever (volksvertegenwoordiging of het volk zelf) niet gewijzigd worden. In de Duitse grondwet is klaarblijkelijk een 'eeuwigheidsclausule' opgenomen die bepaalt dat de menselijke waardigheid niet aangetast mag worden, en daar vallen ook mensonwaardige straffen onder. Volgens professor Heußner wordt daardoor niet alleen de doodstraf, maar zelfs de levenslange hechtenis voor eeuwig uitgesloten, en het volk kan daar niets meer aan veranderen.
Blijkbaar vindt professor Heußner zo'n eeuwigheidsclausule een goede zaak, maar in werkelijkheid is het een onding. Een eeuwigheidsclausule betekent dat de wetgever zich op een bepaald moment goddelijke kwaliteiten toekent, die hem toelaten de grenzen te bepalen waarbinnen de latere generaties aan wetgevend werk mogen doen. Het principe van zo'n clausule impliceert het bestaan van een autoriteit boven het volk, en is dus totaal onverenigbaar met het principe van de volkssoevereiniteit. In een democratie mag of kan niets gebetonneerd worden; iedere generatie dient het recht te hebben om alle fundamenten van de samenleving weer te herzien en in vraag te stellen. Het concept van een 'eeuwigheidsclausule' is een manifestatie van de cultuur van wantrouwen. Het onderhand door allerhande nieuwspraak compleet uitgeholde onderscheid tussen 'nieuwe' en 'oude' politieke cultuur draait precies rond dit punt. In oude politieke cultuur wordt het oordeelsvermogen van de burgers gewantrouwd, en wordt uit wantrouwen de denk-, spreek- en kiesvrijheid van de burgers ingeperkt. In een authentieke nieuwe politieke cultuur wordt daarentegen uitgegaan van vertrouwen, en houden de mensen op met pogingen om elkaar in morele kooien op te sluiten.
Hoewel de Duitse Bondsrepubliek, of andere West-Europese landen, als democratisch worden bestempeld, functioneren de politieke regimes in deze staten nog altijd volgens de beginselen van het verlichte despotisme. Er is nog altijd een 'morele' elite, die zichzelf het monopolie toekent om te bepalen binnen welke grenzen het volk mag spreken en aan 'democratie' mag doen. De kooi is allicht ruimer dan in de achttiende eeuw, maar ze bestaat nog altijd. Ze wordt zelfs langzamerhand weer kleiner: om 'dringende morele redenen' werd in de jaren negentig een kettingreactie op touw gezet van voortschrijdende verbodsbepalingen. Het vertrekpunt was het verbod op Holocaust-negationisme, dat in ons land in 1994 werd ingevoerd. Aansluitend wordt dan het spreekverbod inzake racisme georganiseerd ('racisme voert vroeg of laat tot een holocaust'). En alweer aansluitend hierop worden de 'sekten' aangepakt (vele sekten zijn racistisch en meestal zijn ze op fascistoïde wijze georganiseerd enzovoort). Vanuit dit centrum deint de olievlek der morele betutteling snel verder uit, begeleid door politiek correcte nieuwspraak die iedere poging om de verworvenheden van de Verlichting te verdedigen (het vrije woord, de vrijheid van vereniging en van gedachte...) meteen verdacht maakt.
Zonder dat de bevolking zich hiervan duidelijk bewust werd, is ze in de loop van het voorbije decennium het recht op het Vrije Woord in principe kwijtgespeeld. Het Vrije Woord is immers ondeelbaar: zodra het verboden is om één mening te uiten, is het hele geestesleven vervormd, zoals een spinnenweb, dat overal scheeftrekt indien op één enkel punt een draad wordt doorgeknipt. Het valt te voorzien dat deze tendens zich in de komende één of twee decennia versneld zal doorzetten, en indien wij niet opletten, zullen we eerder vroeg dan laat belanden in een gevangenis waaruit geen ontsnapping meer mogelijk is (de nieuwe elite beschikt inderdaad over een sleutel die de vroegere machthebbers moesten ontberen: de suggestieve macht van het elektronische beeld). Indien het volk niet op vrij korte termijn authentiek politiek beslissingsrecht kan bemachtigen en de ideologische dominantie van de elite kan doorbreken, riskeren we een maatschappelijke regressie die ons eeuwen terugwerpt.