Directe Democratie als remedie voor België

Er is geen enkele goede reden om de Belgen te verhinderen zich rechtstreeks uit te spreken over zo verschillende kwesties als de legalisering van cannabisgebruik, de versoepeling van de pensioenleeftijd, het recht op beroep door milieuverenigingen of de niet-verjaring van kinderpornografie, vindt de Zwitserse politicoloog Nenad Stojanovic. Over die vier onderwerpen konden de Zwitsers zich in november 2008 uitspreken. Directe democratie is volgens hem een van de belangrijke redenen waarom Zwitserland er beter in slaagt zijn meertaligheid te beheren dan België.

Hoe komt het dat Zwitserland erin slaagt beter zijn meertaligheid te beheren dan België? Verschillende factoren dragen daartoe bij. Bijvoorbeeld het behoud van federale politieke partijen; of de organisatie van het federalisme op basis van kantons in plaats van op taalbasis; of nog het feit dat Zwitserland geen taalkundige 'olievlek' kent vergelijkbaar met deze die al tientallen jaren voor onrust zorgt in de Brusselse periferie.

Toch blijft, vanuit België bekeken, de hechtheid van die meertalige Zwitserse federatie verbazen. Echte tweetaligheid is er immers al even weinig verspreid als in ons land en minder dan twee procent van de Zwitsers lezen, kijken of luisteren naar media in een andere dan hun eigen taal. Men zou dus verwachten dat zich twee of drie onderscheiden publieke opinies vormen die een gemeenschappelijke democratische werking even problematisch maken in Zwitserland als in België.

Misschien ligt een van de geheimen van de politieke cohesie van Zwitserland echter in merkwaardige karakteristiek van zijn instellingen die in België doorgaans juist verworpen wordt omdat men er gevaarlijke centrifugale krachten aan toekent: het massale beroep op directe democratie, niet alleen op gemeentelijk of kantonnaal, maar ook op nationaal vlak. Een cijfer om het uitzonderlijk karakter van Zwitserland op dit vlak aan te geven: 555 van de 1840 nationale referenda die tot op heden in de hele wereld werden gehouden vonden plaats in Zwitserland (zie C2D - Centre for Research on Direct Democracy).

Op het eerste gezicht lijkt het niet bijzonder aangewezen om in een zo heterogeen land een systeem te hebben dat altijd een eenvoudige meerderheid van de kiezers (50% + 1) laat winnen en dat geen enkele bescherming biedt voor taalkundige minderheden. Het is weliswaar zo dat wanneer een referendum een wijziging van de grondwet betreft, er een dubbele meerderheid nodig is, één van de kiezers en één van de kantons. Maar dat biedt niet echt een bescherming voor de minderheden, aangezien niet alleen 72 procent van de kiezers, maar ook 70 procent van de kantons Duitstalig zijn.

En toch werkt de directe democratie in Zwitserland heel goed op nationaal vlak. Geen enkele politieke formatie stelt ze in vraag. Ze wordt niet als verdrukkend beleefd, noch door de Franstalige, noch door de Italiaanstalige minderheid. Ze wordt zelfs beschouwd als een institutioneel instrument dat de nationale samenhorigheid versterkt. In plaats van de legitimiteit van de staat of de bescherming van minderheden te verminderen, versterkt ze deze. Om dit paradoxale feit te begrijpen moeten we drie dingen voor ogen houden.

Het gaat hier vooreerst niet om een directe democratie van het 'plebiscitaire' type ('top down'), wel om één van het 'populaire' type ('bottom up'). In de landen waar referenda plaatshebben, is het vaak de politieke macht – de president, de regering of het parlement – die op eigen houtje beslist wanneer en hoe de bevolking moet worden geconsulteerd. In Frankrijk bijvoorbeeld vinden referenda alleen plaats wanneer de president van de Republiek dat wil. In Zwitserland echter komt het initiatief meestal van onderuit. Het volstaat om vijftigduizend handtekeningen te verzamelen, 1,4% van het kiezerskorps, om om het even welke wet die in het parlement is gestemd per referendum te kunnen contesteren. En met honderdduizend handtekeningen kun je voorstellen om een nieuw artikel in de grondwet in te voeren. Dit betekent dat zelfs een kleine minderheidsgroep een onderwerp op de politieke agenda kan zetten en zijn stem kan laten horen over een onderwerp dat hem dierbaar is. Op 30 november 2008 bijvoorbeeld hebben de Zwitserse burgers tegen het advies van regering en parlement in een volksinitiatief goedgekeurd dat de onverjaarbaarheid van handelingen van kinderpornografie in de grondwet opneemt. Dit voorstel was buiten de traditionele politieke partijen om gelanceerd door een kleine groep die zich in Franstalig Zwitserland had gevormd.

Op de tweede plaats worden referenda zeer frequent gehouden. Zwitsers stemmen gemiddeld drie keer per jaar, en telkens over verschillende onderwerpen. Alleen al in de periode 2003-2008 hebben ze zich uitgesproken over 47 wetten, decreten en grondwetswijzigingen. Dat maakt het ontstaan van een vaste 'meerderheid' en 'minderheid' erg onwaarschijnlijk: elke burger bevindt zich in de loop van een jaar verschillende keren of in de meerderheid, of in de minderheid. Neem mezelf als voorbeeld. De Zwitser die ik geworden ben behoort tot een 'minderheidsgroep' volgens minstens vier criteria: taal, godsdienst, nationale oorsprong en politieke ideologie. Toch behoorde ik bij de referenda waaraan ik in de voorbije vijf jaar deelnam in ongeveer de helft van de gevallen tot de meerderheid. Wat betekent dan, een 'minderheid' te zijn?

Ten derde betekent de directe democratie in een land waarvan de burgers weinig objectieve kenmerken delen een kostbaar gemeenschappelijk goed. Verschillende keren per jaar discuteren de Zwitsers vol passie over dezelfde onderwerpen, ze bestrijden elkaars stellingen, ze verzoenen zich. Zeker, niet iedereen doet mee – de participatiegraad stijgt zelden boven 45 procent uit – maar er zijn er toch heel veel die meedoen. Als er dan al scheuringen zijn, dan overstijgen die de taalgrenzen en lopen ze volgens politieke breuklijnen: links tegen rechts of liberaal tegen conservatief. Politici van één taalgroep verplaatsen zich ook naar de regio van de andere groep, nemen deel aan radio- en tv-debatten en geven interviews in anderstalige kranten. Ze doen dit niet 'uit vaderlandsliefde', maar gewoon omdat het in hun eigenbelang is als ze zo veel mogelijk stemmen willen behalen voor de zaak die hen dierbaar is. Dit veroorzaakt automatisch een centripetaal effect dat onontbeerlijk is voor de politieke samenhang van multiculturele en meer bepaald meertalige staten.

Dit effect is analoog met datgene wat de 'Paviagroep' in België beoogt met zijn voorstel van een nationale kieskring voor de verkiezing van een aantal parlementairen. In Zwitserland bestaat er geen dergelijke kieskring en is het kieskorps nog meer gefragmenteerd dan in België. Federale verkiezingen worden er gehouden in 26 afzonderlijke kieskringen, die overeenkomen met de 26 kantons. Als er toch zoiets bestaat als een Zwitserse 'demos', dan komt dat door de federale kieskring die jaarlijkse enkele keren gevormd wordt bij de volksraadplegingen.

Zou een directe democratie van het Zwitserse type in België kunnen functioneren? De enige volksraadpleging die België ooit kende, die over de koningskwestie in 1950, was een traumatische ervaring, maar misschien is de tijd nu rijp om de conclusies te herzien die toen al te snel werden getrokken. Wellicht zou het wijs zijn om een aantal beperkingen in te bouwen die in Zwitserland niet bestaan. Men zou bijvoorbeeld referenda kunnen verbieden over communautaire kwesties, zoals bepaald voor de toepassing van de 'alarmbelprocedure'. Maar er is geen enkele goede reden om de Belgen te verhinderen zich uit te spreken over zo verschillende kwesties als de legalisering van cannabisgebruik, de versoepeling van de pensioenleeftijd, het recht op beroep door milieuverenigingen of de niet-verjaring van kinderpornografie, vier onderwerpen waarover de Zwitsers zich vorige maand hebben kunnen uitspreken.

De resultaten van deze stemmingen hebben sommige burgers verheugd, anderen bedroefd. Maar ze hebben in elk geval bijgedragen tot het gevoel te behoren tot eenzelfde land. Dat gevoel komt niet uit de hemel gevallen. Het wordt opgewekt en onderhouden door politieke instellingen. Instellingen die goed zijn voor een land, zijn dat niet noodzakelijk voor een ander land. Maar het is niet verboden om zich door dit soort voorbeelden te laten inspireren.

 

Le Soir, 23-24.12.2008

Vertaling: Antoon Vandevelde, KUL en Philippe Van den Abeele

(*) Nenad Stojanovic, politicoloog van de Universiteit van Zurich. Postdoctoraal onderzoeker aan de Chaire Hoover voor Economische en Sociale Ethiek van de UCL (september-december 2008).

La démocratie directe au secours de la Belgique ? | Indymedia.be