Democratie en de Catalonië-kwestie

Laten we nog eens de grondbeginselen van de volksvergadering overlopen. De volksvergadering als kiemcel van de democratische gemeenschap, een begrip zoals het ontvouwd wordt in het werk Directe democratie - Feiten, argumenten en ervaringen omtrent het referendum van J. Verhulst/A. Nijeboer (p. 17-19).

Eerst is er het GELIJKHEIDSBEGINSEL. Of de gelijkwaardigheid in rechte van ieder toerekeningsvatbaar lid van een gemeenschap die wetten stemt via volksvergaderingen. Elk lid kan aan zo'n vergadering deelnemen en de stem van elke deelnemer heeft hetzelfde gewicht.

Vervolgens het INITIATIEFRECHT. Dit vloeit voort uit het gelijkheidsbeginsel en stelt dat ieder lid van de volksvergadering initiatiefrecht heeft, d.w.z. het recht om voorstellen in te dienen en dus de agenda van de volksvergadering mee te bepalen.

Ten slotte de MEERDERHEIDSREGEL en het MANDATERINGSBEGINSEL. Onder de meerderheidsregel verstaan we het principe dat de helft plus één-of-meer van de stemmen wint, en dat elk lid zich daaraan onderwerpt. De reden voor deze overeenkomst is dat een volksvergadering geen beslissingen aanvaardt die een elite haar zou opleggen, aangezien dit zou neerkomen op het ontkennen van het gelijkheids- en het initiatiefbeginsel. De aanleiding, zouden we kunnen zeggen, is dat volledige consensus in de praktijk hoge uitzondering is. En aangezien daarnaast ook universele deelname aan de stemming in de praktijk niet haalbaar is (ziekte bijvoorbeeld, of gebrek aan interesse, of tekort aan inzicht in de gestemde voorstellen), is ook het mandateringsprincipe een essentieel element. Gestemde wetten gelden immers voor alle leden van de gemeenschap en dus geeft hij/zij die niet meestemt aan hen die dit wel doen impliciet een mandaat om in zijn/haar plaats te stemmen.

Dit zijn beginselen waarop niet alleen een volksvergadering maar ook een grotere gemeenschap gebouwd kan worden, een gemeenschap die geen autoriteit boven zich kent dan haar samenstellende burgers, een in wezen vrije maatschappij dus, een democratie. Hieruit blijkt dat een democratie, die naam waardig, meer is dan een land met een vertegenwoordigende regering die de burgers af en toe wat inspraak toestaat. Het referendum is bijvoorbeeld zo'n politiek instrument dat de volksvergadering van het dorpsplein naar de grotere schaal transfereert. Een goede referendumpraktijk veronderstelt echter dat een gemeenschap zich over verschillende generaties heen de daartoe noodzakelijke democratische cultuur eigen maakt. Een gemeenschap die ineens, op initiatief van de overheid of een politieke partij, tot een referendum opgeroepen wordt, ontbeert de oefening in het omgaan hiermee. Staatsreferenda (plebiscieten) vinden we vooral in landen die dat soort zelfbeschikkingscultuur niet hebben uitgebouwd, en daarom wordt zo'n referendum daar meestal niet ingeleid door een degelijke objectieve informatie- en debatperiode, maar wel door propaganda en stemmingmakerij. In een samenleving die bij gemis aan praktijk de beginselen van de volksvergadering nog niet in zich opgenomen heeft, vallen plebiscieten daarom op ongeschikte bodem. De resultaten zijn ons bekend: Tsipras, Brexit, Erdogan, enzovoort.

Catalonië worstelt met een woelig verleden met betrekking tot zelfbeschikking: vanaf de vroege achttiende eeuw poogde de Spaanse staat voortdurend Cataloniës autonomie (zoals die van andere deelstaten) terug te dringen of helemaal op te heffen, met af en toe eens periodes van kleinere of grotere tegemoetkomingen. Voor een onafhankelijkheidsreferendum is zo'n deelstaat vanzelfsprekend een explosieve omgeving.

Dat democratie een proces van beneden naar boven is, en niet omgekeerd, is een stelregel waar de meeste regeringen het heel lastig mee blijven hebben. Dat is ook voor een deel zo met Puigdemont en zijn onafhankelijkheidsreferendum. Het was ten eerste een plebisciet, een staatsreferendum, en dus tot op zekere hoogte in strijd met het initiatiefrecht van de burgers. Ten tweede verbood de Spaanse regering dit referendum, en dat in de meest dreigende bewoordingen. Intimidatie dus, die de vrije stembusgang belet heeft. Bij diezelfde regering-Rajoy vervolgens kwam/komt de miskenning van democratische beginsels pas op stuitend flagrante wijze tot uiting. Rajoy had zelfs op de al bij al vreedzame Catalaanse demarche geen beter antwoord dan, bevoogdend met het grote gelijk zwaaiend, tot niets minder over te gaan dan gewelddadige repressie.

Last but not least, misschien nog het meest zielige symptoom van een hopeloos achterophinkende politieke heerserskaste, was het opportunistisch stilzwijgen van de Europese Gemeenschap. Natuurlijk is die als de dood voor afscheidingen en dus ook voor alle precedenten ervan. Na dagen van aandringen vernamen we uit de mond van EU-commissievoorzitter Jean-Claude Juncker ook diens opvatting over democratie en 'rechtsstaat': 'Ik zie niet in hoe de rechtsstaat geschonden zou zijn door de Spaanse autoriteiten. Ik denk eerder dat diegenen die de Spaanse grondwettelijke orde niet respecteren de wet aan het breken zijn.' 

Waar is het gelijkheidsbeginsel? Waar het initiatiefrecht? Ook het meerderheidsprincipe en het mandateringsprincipe worden door onze zogenaamde democratische instellingen courant geschonden. Het zou evenwel wat te ver voeren om ook dit hier te expliciteren. Voor wie of wat bestaat de grondwet? Voor het volk? Is het volk er voor de grondwet? Wie heeft die grondwet geschreven? Voor de hand liggende vragen, waaraan het modale politieke bedrijf zijn werkzaamheid helaas nog steeds niet aftoetst.

De gebeurtenissen rond Catalonië kunnen niet beter het feit illustreren dat de verlichte geesten die geacht zijn ons te besturen – hoe toegewijd velen onder hen hun taak ook opnemen – helemaal niet zo verlicht zijn als mensen vagelijk plegen aan te nemen. Mensen kunnen beter het idee-fixe laten varen dat zo'n bestuur een noodzakelijkheid is. Verantwoordelijke, hoopvolle en bewuste burgers dienen hun zelfbeschikking stukje bij beetje zelf op te eisen.

 

Guido De Bruyker, medewerker Democratie.Nu