Dehaene vindt dat de Ierse regering het Verdrag van Lissabon moet ratificeren zonder referendum. Hij stelt dat Ierland wettelijk niet verplicht is om een referendum te organiseren omdat de grondslag daartoe te vinden is in een arrest dat goed gelijkt op de juridische grond waarop ook Denemarken zich baseerde om referenda te houden over EU-verdragen. Denemarken besliste echter niet om een referendum in te stellen over het Verdrag van Lissabon.
Dehaenes argument klopt niet aangezien de arresten van een grondwettelijk hof in de Angelsaksische Common Law mee behoren tot de (ongeschreven) 'grondwet'. Zo is Ierland wel verplicht om de bevolking over het Lissabon-verdrag te raadplegen. De Deense situatie ligt immers anders: daar bestaat het verplichte referendum niet.
Jean-Luc Dehaene is er niet gerust op. Hij liet dat duidelijk merken in een uiteenzetting voor het European Policy Centre in Brussel. Hij is het totaal oneens met Jean-Claude Juncker, de Luxemburgse premier en voorzitter van de Eurogroep, die recent voor datzelfde EPC zei dat hij niet meer gelooft dat het Verdrag van Lissabon van kracht kan worden voor de Europese verkiezingen van volgend jaar. Juncker gaat ervan uit dat de Ierse regering daarover nu geen referendum kan winnen en dat er dus best tot na de Europese verkiezingen gewacht wordt met een nieuw referendum. Ierland is namelijk de eerste EU-lidstaat die getroffen werd door de economische en financiële crisis. De Ierse economie zit immers midden in een regelrechte recessie. En de vooruitzichten zijn niet hoopgevend. De voorbije dagen gaf de Ierse regering nog staatswaarborg aan zes banken die in de problemen geraakten.
Voor Dehaene is het nieuwe verdrag nodig om sneller te kunnen beslissen, onder meer in het kader van de strijd tegen de financiële crisis. Een aantal punten moeten immers nog altijd met unanimiteit geregeld worden. Maar de kans is reëel dat het verdrag het niet haalt als er niet snel wordt gehandeld. Om het tijdig rond te krijgen voor de Europese verkiezingen, moet er ten laatste in het voorjaar van 2009 een nieuw referendum worden gehouden in Ierland (aangenomen dat alle andere 26 lidstaten het ratificeren, wat erin zit). Als er geen ratificatie is in alle EU-lidstaten tegen pakweg april, kan het Verdrag van Lissabon om praktische redenen niet meer als basis dienen voor de Europese verkiezingen. Er staat immers een andere zetelverdeling in (751 zetels) dan in het nu geldende Verdrag van Nice (732 zetels).
Dehaene waarschuwt voor de stelling van Juncker. Hij vindt dat de Ierse regering het desnoods zonder referendum moet proberen om het verdrag te ratificeren. Een volksraadpleging is immers geen wettelijke verplichting in Ierland. Ze is gebaseerd op een arrest dat goed gelijkt op de juridische grond waarop ook Denemarken zich baseerde om referendums te houden over EU-verdragen. Maar de regering in Kopenhagen is voor het Verdrag van Lissabon afgestapt van een volksraadpleging. 'En', aldus Dehaene, 'wie een stemming in het Parlement minder democratisch vindt dan een referendum, heeft een levensgroot probleem met de democratie.'
Paradoxaal is dat Dehaene net als Juncker het anti-Europese gevoel vreest dat, onder invloed van de economische en financiële tegenspoed, wind in de zeilen heeft, zowel in het linkse kamp (de SP in Nederland, de sociaaldemocraten in Zweden) als het rechtse (Oostenrijk). En bovendien sluimert het in almaar bredere lagen van de publieke opinie. Maar, in tegenstelling tot Juncker, wil Dehaene in de eerste plaats voorkomen dat, indien het Verdrag van Lissabon niet voor de verkiezingen goedgekeurd geraakt, de eurosceptische populisten van die verkiezingen een verkleed referendum maken dat de Ierse regering (en heel Europa) definitief voor het blok zet. Er wordt bij Europese verkiezingen immers al eens gemakkelijker gezapt tussen de partijen. En de brave kiezer die om welke reden ook, eens zijn hart wil luchten, zal dat makkelijker doen bij Europese verkiezingen. Omdat hij het gevoel heeft dat die hem toch niet direct raken. Dehaene twijfelt er zelfs aan of een Europees referendum nu ook in België goed zou aflopen. Want het verdrag is een compromis. En daarom moeilijk te verdedigen tegen gemakkelijke slogans.
Zelf ging hij daar niet op in, maar er zijn sterke aanwijzingen dat hij weleens gelijk zou kunnen krijgen. Onder meer Declan Ganley, het kopstuk van de Libertas-beweging die in Ierland de campagne leidde tegen het Verdrag van Lissabon, heeft al laten uitschijnen dat hij in juni volgend jaar in heel Europa campagne zal voeren. In Ierland strooide zijn beweging al gul met het geld, zowel naar links als rechts, als het maar tegen het verdrag was. En wie het niet gelooft dat hij zijn mosterd (en geld?) onder meer bij de Amerikaanse neoconservatieven haalt, moet maar eens kijken naar de site van de Heritage Foundation, een van de invloedrijkste denktanks rond de huidige regering in Washington. Een basisprincipe van de Heritage is het behoud van de Amerikaanse suprematie in de wereld, onder meer via de NAVO. Een verdeeld Europa is goed voor Amerika, maar ook goed voor Europa, zeggen en schrijven ze daar open en bloot. In de brede kringen van het Europese Parlement maakt men zich daarover echt zorgen. Er wordt openlijk gewag van gemaakt dat Ganley voor zijn campagne uitzonderlijk veel geld kreeg, vermoedelijk ook veel uit de neoconservatieve hoek in de VS. Dick Roche, de Ierse minister van Europese Zaken, refereert aan officieel onderzoek daarover. Ook de Franse onderminister van Buitenlandse Zaken, Jean-Pierre Jouyet, heeft er de Amerikaanse neoconservatieven al kort na het referendum openlijk van beschuldigd dat ze de neecampagne in Ierland financierden. Ganley belooft dat hij klaarheid zal scheppen.
Bernard Bulcke
De Standaard, 01.10.2008
Geert Van Hout brengt hiertegen in dat in de Angelsaksische Common Law de arresten van een grondwettelijk hof mee behoren tot de (ongeschreven) 'grondwet'. Als dat klopt is Dehaenes argument waardeloos en is Ierland wel verplicht om de bevolking over het Lissabon-verdrag te raadplegen. Wat Denemarken betreft: daar bestaat het verplichte referendum niet. Slechts als een zesde van de parlementariërs (plus één) een referendum eisen, moet dat er komen. Dat is niet gebeurd voor het Lissabon-verdrag en dus kwam er geen referendum. Alweer heeft Dehaene ongelijk. Als Dehaene dit alles ook weet, is hij oneerlijk; als hij het niet weet, is hij onbekwaam. Wie zei ook weer dat burgers niet de nodige capaciteiten hebben om in referenda over complexe thema's te stemmen?
Een volksraadpleging is immers geen wettelijke verplichting in Ierland. Ze is gebaseerd op een arrest dat goed gelijkt op de juridische grond waarop ook Denemarken zich baseerde om referendums te houden over EU-verdragen. Maar de regering in Kopenhagen is voor het Verdrag van Lissabon afgestapt van een volksraadpleging. 'En', aldus Dehaene, 'wie een stemming in het Parlement minder democratisch vindt dan een referendum, heeft een levensgroot probleem met de democratie.'