België: hoe de politieke klasse de directe democratie afblokt

De vraag naar de invoering van het bindend referendum wordt scherper gesteld. Bij de laatste voorstelling van de partijprogramma's van VU-ID21 en Agalev nam het bindend referendum een prominente plaats in. De VLD wil in zijn kiescampagne het referendum tot een hoofdthema maken. De SP nam op het laatste congres een standpunt in voor de invoering van het bindend referendum op Vlaams niveau, en heeft een voorstel tot decreet in de lade liggen. Ook het Vlaams Blok is het idee genegen. Nieuwe partijen zoals Vivant of de PNP zien de invoering van het bindend referendum als een vanzelfsprekende doelstelling. Eigenlijk zijn enkel de CVP en de maoïstische PvdA principieel tegen een volwaardige burgerdemocratie gekant.

De geschiedenis van de directe democratie leert dat de tegenstanders van het bindend referendum eerst proberen om de mogelijkheid van directe besluitvorming buiten het bewustzijn van de bevolking te houden. In Vlaanderen is het grotendeels de verdienste van VLD-voorzitter Verhofstadt geweest om dit ideologisch cordon te doorbreken. Dit is des te merkwaardiger daar de liberale zusterpartijen van de VLD in Nederland of Duitsland geen voorstanders zijn van directe democratie.

In een tweede fase pogen tegenstanders van het burgerreferendum om het burgerreferendum te denatureren. In plaats van het authentieke beslissend referendum op volksinitiatief wordt een krachteloos en onaantrekkelijk pseudo-initiatief ingevoerd en als een grote vooruitgang voorgesteld. Dit proces is nu volop aan de gang, zowel op nationaal als op lokaal niveau.

Op federaal niveau hebben de meerderheidspartijen, samen met de PRL-FDF, vanuit het Langendries-overleg een nieuwe regeling voor het gemeentelijk referendum doorgevoerd (momenteel nog niet in voege) die duidelijk beoogt om het ontluikend ideaal van de burgerdemocratie op een dood spoor te zetten. De wet-Langendries voorziet de invoering van een niet-bindend referendum over sommige onderwerpen. Het meest opvallend in deze wet zijn de ongelooflijk hoge handtekeningendrempels. In kleine gemeenten moet 20 procent van de inwoners (dat is zeker 25 procent van het aantal kiesgerechtigden) de referendumaanvraag ondertekenen. Dit is een wereldrecord, ingevoerd met als enige bedoeling het volksreferendum onbruikbaar te maken. Het Langendriesakkoord bevestigt ook de huidige regeling waarbij de stemmen niet worden geteld indien een bepaalde deelnamedrempel niet wordt gehaald. Nergens buiten België worden verkiezingen ingericht zonder daaropvolgende stemmingtelling. Nergens worden kiezers zo vernederd. En deze toestand wordt bevroren, want de grondwetsartikelen die gewijzigd moeten worden om een echt en bindend burgerreferendum in te voeren, zullen tijdens de volgende legislatuur niet herzienbaar zijn.

Ook op lokaal vlak beleven we een offensief tegen het burgerreferendum. Daarbij springt vooral het Gentse plebisciet omtrent het openbaar vervoer in het oog. In werkelijkheid werd in Gent een brutaal staaltje van politieke bevoogding afgeleverd. De vraag van de bevolking (ondertekend door 10 procent van de Gentse kiesgerechtigden) wordt door de verenigde politieke klasse (de zogenaamde 'democratische' partijen) in de vuilbak gekieperd, en in de plaats wordt een voorgekauwde vraagstelling aangeboden over een plan waarrond al een partijpolitiek akkoord bestaat. Geen wonder dat de bevolking deze vernedering niet slikt en thuisblijft. Daarna kan diezelfde politieke klasse dan gaan verklaren dat de bevolking 'apathisch' is en geen belangstelling heeft voor directe besluitvorming.

Bij de Gentse politici was de nieuwspraak niet van de lucht. Lokaal Agalev-boegbeeld Dirk Holemans had het in De Morgen (25.03.1999) zelfs over een 'totaal nieuw referendummodel' dat de burgers 'geen inspraak maar beslissingsrecht' toekent, terwijl het in feite een plebisciet betreft omtrent een opgedrongen vraag. De 'democratische' politieke partijen in Gent verantwoorden hun manoeuvre met de bewering dat gratis openbaar vervoer niet mogelijk is zonder blijvende verhoging van de gemeentebelasting. Zij geloven niet dat daar een maatschappelijk draagvlak voor bestaat. Voor deze partijen betekent gratis openbaar vervoer niet noodzakelijk beter vervoer, en ook de sociale voordelen worden betwijfeld. Maar indien hun argumenten zo deugdelijk zijn, waarom treden ze dan niet met open vizier in het strijdperk tegen het voorstel van de actiegroep voor gratis openbaar vervoer? Waarom verdedigen ze dan hun argumenten niet in een open confrontatie voor de bevolking? Dat zo'n werkwijze heel goed mogelijk is, wordt elk jaar opnieuw in Zwitserland bewezen. Indien de Gentse politieke partijen het democratisch proces hadden aangedurfd, en de discussie over de burgervraag wilden aangaan, dan had je een echt politiek debat gekregen, met een authentieke inzet, en ongetwijfeld ook een veel grotere opkomst van kiezers. Dan zou de bevolking zich echt betrokken en au sérieux genomen voelen, en dat zou een belangrijke maatschappelijke winstpost hebben betekend.

Onze politici schijnen nog altijd niet te beseffen dat een echte democratie op volkssoevereiniteit berust. En een soeverein volk bepaalt ook zelf hóé de besluitvorming tot stand komt: via de verkozenen of per referendum. Indien het volk over een bepaalde vraag direct (per referendum) wil beslissen, dan kan in een echte democratie niemand dit tegenhouden. In onze Belgische particratie kan dit echter maar al te goed, zoals het Gentse voorbeeld leert. Onze politieke klasse houdt nog altijd vast aan het principe van het gedwongen mandaat: de burgers móéten hun besluitvormingsrecht afstaan aan een politieke elite, en ze krijgen verbod om direct te beslissen (tenzij aan de leiband, zoals in Gent). Deze gedwongen mandatering wordt dan achteraf voorgesteld als een authentieke vrije mandatering, waarop de politieke machthebbers zich beroepen om referenda te verbieden en alle macht in eigen handen te houden.

De Gentse politici denken misschien dat de balans van hun manoeuvre toch nog positief uitvalt, omdat naar hun oordeel tenminste een overbelasting van de Gentse stadskas werd voorkomen. Maar er bestaat een kapitaal dat in elke gemeenschap veel belangrijker is dan het geld. Dat is het sociaal kapitaal, het kapitaal aan vertrouwen dat mensen tegenover elkaar en tegenover hun instellingen aan de dag leggen. In ons land wordt al jarenlang een uitzonderlijk zware roofbouw gepleegd op dit sociaal kapitaal. De Belgen scoren bijzonder laag voor vertrouwen in politieke partijen of instellingen. En van het weinige maatschappelijk vertrouwen dat nog overblijft, hebben de Gentse politici door hun paternalistisch gedrag alweer een kostbaar deel verkwanseld.