Vijf maanden geleden ontstond de G1000 als reactie op de limieten en op het deficit van onze representatieve democratie. Enkele netelige passages uit het oprichtingsmanifest – 'de democratie is aan het verworden tot de dictatuur van verkiezingen' en 'nieuwe verkiezingen zijn duur en kunnen de knoop nog strakker aantrekken' – wekten haast onvermijdelijk de verdenking dat de G1000 vooral verzet wilde aantekenen tegen de verkiezingsuitslag en de eclatante overwinning van de N-VA.
Zodra die partij van de onderhandelingstafel verdween, werden die 'misbegrepen' zinnetjes afgezwakt tot een behoorlijk wollige en vrijblijvende missie: de G1000 wilde het politieke bestel slechts een vitaminekuur toedienen en moest worden gezien als 'een genereus gebaar van de burgerbevolking naar de politiek'. In de laatste rechte lijn naar de G1000-top schurkte de G1000-boodschap zelfs vervaarlijk aan tegen de salonfähigkeit door te benadrukken dat ze het 'gedateerde politieke systeem' zelfs koesteren. Het 'alternatief voor' werd zo afgezwakt tot een 'aanvulling op' de representatieve democratie.
Anders dan de Occupy Wall Street-beweging en de indignados of de talloze 21st Century Town Hall Meetings in de VS, wil de G1000 zich nadrukkelijk onderscheiden van spontane opwellingen van burgerprotest of kleinschalige, gestructureerde projecten van burgerparticipatie.
Ambitie
Volgens initiatiefnemer David Van Reybrouck is de G1000 'de meest creatieve poging om de westerse democratie te innoveren'. Om die schroeiende ambitie waar te maken moet de G1000 zowel op zoek naar (financiële) middelen en media-aandacht als legitimiteit. Voor dat laatste doet de G1000 een beroep op een 'wetenschappelijk model'. Zeg maar, een 'high brow'-variant op talloze bestaande participatieve formules zoals de consensusconferentie, het burgerjurymodel of de 'deliberative poll'. De G1000 etiketteerde zichzelf daarbij als een 'professioneel gestructureerde, wetenschappelijk representatieve, deliberatieve democratie' en puurt haar legitimiteit uit 'statistische representativiteit'.
Daarvoor stelde ze een 'drietrapsraket' samen, bestaande uit consultatie (een brede enquête naar wat de burger écht wil), deliberatie (de G1000-top) en elaboratie (de uitwerking van de voorstellen door een selecte groep onder leiding van specialisten).
Hoe imponerend de G1000 haar boodschap ook verklankt, methodologisch heeft de aanpak weinig om het lijf. Hoe zinvol is het om een 'staal' van de bevolking 'representatief' te laten discussiëren over een niet-representatieve agenda die op basis van een ongecontroleerde rondvraag werd samengesteld zonder enig zicht te hebben op het deelnemersveld? Op 1 oktober kon 'het meest gewaardeerde idee' op de website van de G1000 ('Hoe bewaren we ons solidariteitssysteem, onze sociale verworvenheden en ons pensioenstelsel?') rekenen op amper 19 stemmen.
Als de G1000 zich verwonderd afvraagt dat 'de financieringswet' en de 'communautaire thema's' nauwelijks voorkomen op de G1000-agenda, is dat een volstrekt betekenisloze en prijzige onderzoeksconclusie, gebaseerd op een volkomen misplaatst 'wetenschappelijk' gezagsargument, dat anderzijds wel een nadrukkelijk politieke boodschap bevat. Los van de non-representativiteit van de enquête, toont dat aan hoe bedenkelijk het is een beleidsagenda vraaggestuurd vast te leggen.
Het geeft het onprettige gevoel dat de G1000 weinig meer is dan een mediagehypet spektakel waarbij welmenende burgers vooral oneigenlijk worden ingezet als ersatz in een poging om straks een aantal voorstellen door te drukken die uiteindelijk en petit comité – de G32 – onder de hoede van experts worden uitgewerkt en voorgelegd aan de verschillende parlementen. Wie en wat die voorstellen uiteindelijk vertegenwoordigen, behoort tot de mystiek van de 'wetenschappelijke methode'. De G1000 heeft dan ook veel weg van een democratische kuur waarvan de werkzaamheid niet verder reikt dan een homeopathisch geneesmiddel.
Op 11 november zal niet de macht van de burger maar die van het getal imponeren: een hal met duizend burgers en achthonderd vrijwilligers oogt ongetwijfeld spectaculairder dan duizend verspreide stemhokjes bij verkiezingen. Steekproeven zullen en kunnen echter nooit verkiezingen en de representatieve democratie vervangen. Gelukkig maar.
(Deze tekst verscheen eerder, op 10 november 2011, in dagblad De Tijd)
Nvdr: midden december 2011 verschijnt een nieuw boek van Frank Thevissen: Het is maar een peiling. Peilingen in de media: van wetenschap tot wichelarij.