In zijn film The Passion of the Christ streefde Mel Gibson authenticiteit na, dus de acteurs spreken er geen Engels maar Aramees of Latijn. Zo hoor je een Romeins soldaat tegen iemand uitvliegen: 'Idiota!' Waarop de geletterde kijkers in grinniken uitbarsten, want dat is potjeslatijn. Let wel, het woord bestond, maar niet in de huidige betekenis 'stommeling'. Het was een ontlening aan het Grieks idiôtès, en dat betekende gewoon een burger die zich alleen met zijn eigen (idios) zaken bezighield en geen openbaar ambt bekleedde. Pas in het postklassiek Latijn verschoof de betekenis naar 'iemand die niet de kwalificaties heeft voor een openbaar ambt', een 'onontwikkelde'; om in recente eeuwen helemaal af te zakken tot 'iemand met minder dan normale verstandelijke begaafdheid'.
Er is natuurlijk wel een verband tussen die verschillende betekenissen. Als je geen publieke verantwoordelijkheid opneemt, raakt je verstand afgestompt en word je een idioot. Dat is het lot van burgers die onder voogdij leven: hun verstand verschrompelt tot een kinderlijk niveau. Als je hoort hoe mensen aan de toog praten over politiek, namelijk over wat 'ze' daar in Brussel weer allemaal over ons uitgestort hebben, dan voel je plaatsvervangende schaamte. Hetzelfde doet zich voor wanneer mensen zonder politieke ervaring in een politieke topfunctie gekatapulteerd worden, zoals het 'tuig van de richel' dat in het zog van Pim Fortuyn plots in Den Haag in de regering belandde en zich daar belachelijk maakte.
Dat verandert echter wanneer mensen in de politiek actief blijven en in hun functie groeien. Aan de toog in Zürich of Lausanne, waar de mensen gewend zijn om zelf per referendum over de wetgeving te beslissen, praat men heel anders over politiek dan hier. De belangrijkste vraag binnen onze politieke configuratie is hoe we een einde kunnen maken aan het huidige systeem van bevoogdende particratie om in de plaats daarvan een werkelijke democratie te vestigen. Dat wil zeggen: een systeem waarin de bevolking op eigen initiatief rechtstreeks over specifieke politieke kwesties beslissingen kan nemen.
Het huidige systeem gelijkt (vrij naar Boudewijn Bouckaert) op een winkelcentrum waar de klant niet het recht heeft om zelf zijn koopwaar uit te kiezen, noch vandaag van het ene en morgen van het andere merk te kopen. Al wat hij mag doen, is tussen de verschillende handelszaken er één uitkiezen, en die zal dan vier jaar lang naar haar eigen goeddunken alles leveren wat zij zelf wil. Misschien bood zij vandaag de beste waar en hebben we haar daarom gekozen, maar het staat haar vrij om morgen inferieure waar te leveren, want de klant heeft vier jaar lang niet de kans om bij de concurrentie te gaan, en betalen moet hij toch. Deze volslagen abnormale situatie zou niemand dulden wanneer het om zijn aankopen gaat, maar het is dus wel de stand van zaken in het heersende politieke systeem. Directe democratie daarentegen komt overeen met de normale marktsituatie, waar de klant steeds zelf kan kiezen.
Tijdens de beginnende verkiezingscampagne zullen de media ons uitvoerig verstrooien met onnozele weetjes over lijsten en kandidaten, of over de perfect gevolgloze meningsverschilletjes tussen VLD en CD&V inzake de fata morgana van de staatshervorming. We kunnen daar best niet te veel aandacht aan besteden, want het gaat om een schimmenspel zonder serieuze inzet. Deze campagne is als een filmvertoning die de kijker opzweept tot allerlei hartstochten, hij leeft mee met de dramatische liefdes- en gewelddaden van de acteurs, maar in de werkelijkheid gebeurt er al die tijd niets.
De enige belangrijke vraag is hier hoe we de politieke klasse haar macht afhandig kunnen maken. Zou enige stemmenverdeling tussen de partijen bevorderlijker zijn voor de invoering van de democratie dan andere? Dat sommige partijen prodemocratische beloftes doen, is op zich geen reden om hen te vertrouwen, getuige de lauwe en snel opgegeven inzet van VLD en Agalev voor de democratische zaak na hun toetreding tot de regering in 1999. Een speciaal geval is het VB, dat zich al lang en vrij consistent uitspreekt vóór de invoering van het beslissend referendum op burgerinitiatief. Stel dat het VB aan de macht komt, zou het dan de democratie invoeren?
Doorgaans zijn oppositiepartijen het referendum meer genegen dan regeringspartijen. Wie de meerderheid heeft, kan altijd zijn zin doordrijven. Wie ze niet heeft, kan dat slechts onder uitzonderlijke voorwaarden. Bij een referendum zal soms het standpunt van de regering de volksgunst winnen, soms dat van de oppositie. Voor de regering is dat dus verlies, voor de oppositie winst. Dit verklaart mede waarom partijen die van oppositie naar regering promoveren (zoals VLD en Agalev in 1999, Spirit in 2003, N-VA in 2004) hun geestdrift voor het referendum snel verliezen. Bij het VB zou het echter kunnen dat de oppositie-ervaring, in haar extreme vorm van totale uitsluiting, zo diep ingebrand is dat zij de partijlijn ten aanzien van het referendum gedurende meer dan één legislatuur kan bepalen. Zoals omgekeerd de rol van regeringspartij bij CD&V zo sterk ingeroest was dat zij nooit voluit haar oppositierol gespeeld heeft en evenmin over een bekering tot de directe democratie is gaan denken.
Paradoxaal genoeg zou de voor 'ondemocratisch' uitgekreten partij dan eigenlijk de beste kans bieden op een overgang van particratie naar democratie. Er zitten echter te veel als'en in dit scenario: een meerderheid of een regeringsdeelname voor het VB is bepaald onwaarschijnlijk, het niet-ingrijpen van tegenmachten in een verkozen VB-regering is allerminst zeker, en ook de trouw van het VB aan zijn beloften is niet gegarandeerd. Het ziet ernaar uit dat er nog lange tijd geen alternatief is voor de ploeterweg van het lobbyen bij al wie maar luisteren wil, zoals de beweging voor directe democratie (Democratie.Nu) vandaag doet.