Liegen mag

In De Zondag van 30 november 2003, p. 7, lezen we het volgend citaat van Louis Michel:

'Als het nationaal belang op het spel staat, hebben we het recht om de pers de waarheid niet te zeggen. Zeker als die pers nauwelijks oog heeft voor het belang van België.'

De context: kritische persartikelen over het Belgisch optreden in de Europese defensieproblematiek.

Deze uitspraak illustreert nog eens dat België helemaal geen democratie is. Want indien vertegenwoordigers van de bevoogdende klasse zich het recht toe-eigenen om informatie te verzwijgen, kunnen de burgers natuurlijk niet bepalen hoe het verder moet met het land.

De uitspraak van Michel sluit perfect aan bij de theorie die de Raad van State gebruikt om de invoering van het referendum op volksinitiatief te verwerpen. Ik verwijs opnieuw naar het advies van de Raad van State (30.10.2002) bij enkele recente voorstellen om op Vlaams niveau een niet-bindende volksraadpleging in te voeren. Zelfs een niet-bindende volksraadpleging is volgens de Raad van State tegen de Grondwet, en wel omdat in België van volkssoevereiniteit geen sprake is:

Artikel 33 van de Grondwet bepaalt:

'Alle machten gaan uit van de Natie. Zij worden uitgeoefend op de wijze bij de Grondwet bepaald.

Zowel uit deze bepaling zelf, als uit de overige bepalingen van de Grondwet betreffende de uitoefening van de machten, blijkt dat de Grondwet niet een stelsel gebaseerd op de volkssoevereiniteit heeft ingesteld, doch wel een stelsel gebaseerd op de nationale soevereiniteit waarbij de Natie wordt vertegenwoordigd door de gestelde machten en meer in het bijzonder, wat de wetgevende macht betreft, door de volksvertegenwoordiging in, enerzijds, de federale kamers (art. 42 van de Grondwet) en in, anderzijds, de parlementaire vergaderingen van de gemeenschappen en gewesten (art. 115 van de Grondwet) (...) Het aandeel van de bevolking bij de totstandkoming van wetten, decreten en ordonnanties is in het huidige constitutionele stelsel beperkt: het kiezerskorps wijst, overeenkomstig de bepalingen van de kieswetgeving, zijn vertegenwoordigers aan in de parlementaire vergaderingen.'

Vermits de 'Natie' uitdrukkelijk niet het volk is, kan zij in de feiten en op strikt logische gronden niets anders zijn dan de maatschappelijke elite die de feitelijke macht bezit. Direct gevolg: de zogenaamde 'volksvertegenwoordigers' zijn eigenlijk 'natievertegenwoordigers' of, duidelijker uitgedrukt: 'elitevertegenwoordigers'. De cluster van 'democratische partijen' is het politiek zichtbare, maar daarom nog niet het belangrijkste en uiteindelijk beslissende deel van die zelfverklaarde elite, die met de orwelliaanse term 'Natie' wordt aangeduid.

Het is binnen deze logica dat Michel spreekt: natuurlijk mag de elite liegen wanneer haar belangen (= de belangen van de 'Natie') op het spel staan. Het is de elite (= de 'Natie') die beslist, en die ook het volste recht heeft om de burgers om de tuin te leiden wanneer dit haar goed uitkomt.