Nederland en Berlijn: de politieke klasse tegen het referendum

Na Beieren, Hamburg en Bremen heeft de Duitse actiegroep 'Mehr Demokratie' nu ook in Berlijn de nodige handtekeningen verzameld voor een referendum, dat de reeds bestaande referendumwetgeving wil verbeteren. De situatie in Berlijn is evenwel gecompliceerd. De grondwet voorziet dat geen referendums over grondwetswijzigingen mogelijk zijn; de burgers mogen alleen gewone wetten goedkeuren. Daarom had Mehr Demokratie een burgervoorstel ingediend, dat een voorstel tot grondwetswijziging jaarlijks in de vijf belangrijkste Berlijnse kranten wou laten publiceren, zodat de openbare discussie over de grondwetswijziging zou kunnen beginnen.

Het te publiceren voorstel zou onder meer referendums op districtsniveau ('Bezirke') omvatten. De bestaande regeling wordt in het voorstel aanzienlijk versoepeld:

  • om tot een referendum te komen in Berlijn zouden niet meer de huidige 250.000, maar nog slechts 100.000 handtekeningen nodig zijn;
  • deze handtekeningen kunnen vrij worden ingezameld (nu moeten de burgers gaan tekenen op het stadhuis of districtshuis);
  • de inzameltermijn wordt van twee op vier maanden gebracht;
  • ook referendums over de grondwet zijn toegelaten.

De Berlijnse Senaat weigerde echter om het referendum over dit voorstel te laten doorgaan: zelfs de loutere publicatie van een voorstel tot wetswijziging, bedoeld om het publieke debat over dit onderwerp te voeren, is in de ogen van de Berlijnse politieke klasse reeds ongrondwettelijk. Mehr Demokratie heeft klacht ingediend bij het gerecht tegen deze weigering van de Senaat.

Momenteel lopen in Duitsland een hele reeks processen over volksinitiatieven, waarvoor de nodige handtekeningen werden verzameld maar die toch om allerhande redenen door de politici worden verboden. Zo is in Bremen een proces lopende over een verbod op een referendum ter verbetering van de referendumwetgeving en in Sleeswijk-Holstein procedeert men over een referendum aangaande onderwijsvrijheid.

In Nederland viel het paarse kabinet over de invoering van het correctief referendum op landsniveau (zie het artikel van Arjen Nijeboer in dit nummer). Dit correctief referendum was een strijdpunt van D66, en was ook in het regeerakkoord opgenomen. Maar de rechts-liberaal Hans Wiegel stemde, hoewel lid van een regeerpartij zijnde, in de Eerste Kamer tegen. Omdat hierdoor de tweederdemeerderheid niet werd bereikt, kwam het correctief referendum er niet en stapte D66 uit de regering.

De invoering van het krachteloze correctief referendum, zoals voorzien in het regeerakkoord, zou echter voor de Nederlandse burgers nauwelijks van betekenis zijn geweest. Het Nederlandse correctief referendum was een schoolvoorbeeld van wat politici van directe democratie plegen te maken: een uitgehold en onwerkbaar instrument dat alleen maar ontmoedigt, en niet ontvoogdt. D66 vocht voor een pluim op de eigen hoed, niet voor de invoering van enige reële democratie.

Waarom was Hans Wiegel dan eigenlijk tegen? Ik denk dat, los van alle andere overwegingen (zoals het feit dat Wiegel geldt als een verbeten tegenstander van paars), het ideologische element niet onderschat mag worden. En Wiegel is wel degelijk een ideoloog, die vindt dat zelfs de invoering van een onwerkbaar referendum reeds een ontoelaatbare inhoudelijke toegeving inhoudt. Het westerse politieke systeem is gebaseerd op de gelijkstelling van 'representatieve democratie' met 'democratie' tout court. Deze gelijkstelling is filosofisch onverdedigbaar, en kan alleen maar in stand worden gehouden door eromheen een muur van stilte op te trekken. Wiegel was tegen het correctief referendum omdat de invoering ervan genoemde gelijkstelling inhoudelijk ondergraaft. Zelfs wie een onwerkbaar correctief referendum goedkeurt, geeft principieel toe dat de 'representatieve democratie' minstens onvolledig is, lokt daardoor misschien discussies uit over de vraag wat 'democratie' nu eigenlijk is, en dat wilde Wiegel niet. Hij wil geen principiële discussies. De term 'democratie' betekent voor politici als Wiegel dan ook helemaal niet zoiets als 'volksheerschappij'. Democratie betekent voor dit type politicus alleen maar dat het volk om de vier of zes jaar zijn cipiers verkiest, en verder zijn mond houdt.