Onder deze titel verscheen een bijdrage van Marc Elchardus (VUB) in 'Samenleving en politiek' (jg. 6/ 1999, nr. 2). Elchardus heeft een onderzoek verricht naar het draagvlak waarover de democratie in onze samenleving eigenlijk beschikt. Deze vraag is natuurlijk belangrijk, omdat bij gebrek aan voldoende draagvlak de democratie zichzelf onvermijdelijk zal opheffen: de democratische meerderheid zal de democratie afschaffen.
Elchardus hanteert, als overtuigd tegenstander van het burgerreferendum, natuurlijk zijn eigen definitie van 'democratie'. Hij onderscheidt in de democratie drie componenten:
a) de aanvaarding van de fundamentele rechten;
b) de aanvaarding van het vertegenwoordigingsprincipe;
c) het gevoel van daadwerkelijke macht of 'empoverment' bij de bevolking.
Hoe eenzijdig Elchardus' opvatting van de democratie wel is, blijkt uit het feit dat hij de opkomstplicht als een aspect van de 'volle ontplooiing van de democratie' lijkt te beschouwen. (p. 32)
De onderzoeksgroep van Elchardus ondervroeg 1341 mensen. Via het stellen van drie reeksen vragen werd gepeild naar het draagvlak voor de drie hierboven vermelde 'componenten van de democratie'.
Het draagvlak voor a) (de 'democratische rechten') blijkt overweldigend. De ondervraagden kregen de volgende vijf uitspraken voorgeschoteld:
1. Iedereen moet het recht hebben zijn/haar mening te zeggen, ook al heeft de meerderheid een andere opinie.
2. Iedereen heeft recht op een eerlijk proces.
3. Verdraagzaamheid is voor mij een belangrijke waarde in onze samenleving.
4. Men moet de mening van anderen respecteren.
5. Het is belangrijk conflicten door overleg op te lossen.
De respondenten konden kiezen tussen de antwoorden 'helemaal oneens', 'oneens', 'noch eens noch oneens', 'eens', helemaal eens'. Op alle vijf de vragen antwoordde minstens 96 procent 'eens' of 'helemaal eens'.
Het is van groot belang om zich te realiseren dat deze monsterscore een uniek cultuurhistorisch feit illustreert. Het onderzoek van Elchardus toont aan dat de waarden van de Verlichting in de hoofden van de bevolking een definitieve overwinning hebben behaald. Dat dit niet vanzelfsprekend is, wordt aangetoond door een enquête die onder de in Frankrijk wonende moslims werd gehouden en die in de Nouvel Observateur van maart 1989 werd gepubliceerd. Uit deze enquête bleek dat slechts 44 procent van de ondervraagden accepteerde dat een moslim van zijn geloof mocht afvallen.
Terwijl de steun voor de fundamentele waarden van de Verlichting massaal is, blijkt het met het maatschappelijk draagvlak van het 'vertegenwoordigingsprincipe' veel minder briljant gesteld. Elchardus vat zijn resultaten als volgt samen: 'De steun voor het vertegenwoordigingsprincipe is inderdaad betrekkelijk zwak. Zowat de helft van de ondervraagden stelt dat zij de politiek niet nodig hebben. (...) De verwerping van het vertegenwoordigingsprincipe heeft vooral betrekking op het verwerpen van politiek en parlement en van verkozen vertegenwoordigers (vergeleken bij experts en wijzen). De band met een keuze voor een dictatuur is aanwezig, maar blijft relatief zwak.'
Hoe komt het dat de bevolking enerzijds massaal de 'democratische rechten' onderschrijft en anderzijds het 'vertegenwoordigingsprincipe' maar zwak ondersteunt? Dit heeft natuurlijk te maken met het feit dat het vertegenwoordigingsprincipe, zoals dat in België wordt gehanteerd, helemaal niet democratisch is, hoewel anderzijds democratie niet zonder vertegenwoordiging kan. In België (en in de meeste westerse landen) berust het vertegenwoordigingsprincipe op het contradictorische concept van de 'verplichte mandatering'. Dit betekent dat aan de bevolking de mogelijkheid wordt ontzegd om desgewenst direct te beslissen; men moet de besluitvorming wegdelegeren aan een kleine groep. Iedere burger beseft wel dat praktisch gezien mandatering aan een volksvertegenwoordiging nodig is. Maar de overgrote meerderheid van de burgers wil toch de bevoegdheid hebben om desgewenst direct te kunnen beslissen (waarbij het referendum op volksinitiatief het aangewezen middel is). Indien men enkel peilt naar het vertrouwen in het vertegenwoordigingsprincipe als zodanig, stelt men eigenlijk een dubbele vraag. Men fusioneert de vragen 'gelooft u dat in een moderne democratie een volksvertegenwoordiging nodig is?' met de vraag 'gelooft u dat besluitvorming gedwongen via een volksvertegenwoordiging moet verlopen?' tot één ondoorzichtig geheel. De meeste mensen zullen bevestigend antwoorden op de eerste vraag, en ontkennend op de tweede.
Het derde luik van Elchardus' onderzoek, dat peilt naar het gevoel van reële politieke macht bij de bevolking, ligt natuurlijk in de lijn der verwachtingen: 'Een ruime meerderheid van de kiezers heeft de indruk dat hun mening en hun stem via de politiek niet doordringen tot het beleid. De vertegenwoordiging geeft hen duidelijk geen gevoel van empowerment. Achtenvijftig procent van de ondervraagden heeft het gevoel dat de politici, eens gekozen, zich 'te goed voelen voor mensen zoals ik'. Dat alles leidt bij een ruim kwart van het electoraat tot uitgesproken wantrouwen: 'eigenlijk is er geen enkele politicus die ik zou durven vertrouwen'. Met positieve uitspraken over politiek en vertegenwoordiging stemt slechts 15 à 23 procent van de ondervraagden in. Het lijkt geenszins overdreven te stellen dat de helft tot driekwart van het electoraat zich machteloos voelt. Het democratisch vermogen ligt bijzonder laag.' (p. 36)
Elchardus noteert ook dat het democratiedebat zich bij een deel van de bevolking '(...) in een pre-ideologische fase' bevindt. 'Er zijn frustraties, er is ongemak met verdeeldheid en conflict, er is een vijandbeeld (de politiek en de politici) en er zijn verzuchtingen, maar geen duidelijke voorstelling hoe de vijand kan worden bestreden, het onrecht hersteld en de verzuchtingen verwezenlijkt.' (p. 38) Dit is inderdaad juist. Hoewel de overgrote meerderheid van de bevolking zich desgevraagd ten gunste van directe democratie uitspreekt, heeft zij het ideologisch discours van de politieke klasse (met als hoeksteen het contradictorische concept van 'verplichte mandatering') tot op heden niet in alle klaarheid kunnen ontmaskeren. En blijkbaar is het niet Elchardus die in dit ideologisch gevecht de kant van de bevolking zal kiezen.