De schadelijkheid en schandelijkheid van politieke partijen

Simone Weil, Note sur la suppression générale des partis politiques. Parijs, Climats, 1950, 2006 (met: André Breton, Mettre au ban les partis politiques. Combat 1950; en: Alain, Simone Weil. La Table Ronde, 1950).

 

Simone Weil in Knokke le Zoute

 

'Les partis sont un merveilleux mécanisme, par la vertu duquel, dans toute l'étendue d'un pays, pas un esprit ne donne son attention à l'effort de discerner, dans les affaires publiques, le bien, la justice, la vérité. (…) Si on confiait au diable l'organisation de la vie publique, il ne pourrait rien imaginer de plus ingénieux.' ('De partijen vormen een wonderlijk mechanisme waardoor in het hele land vrijwel niemand zich nog inspant om op maatschappelijk vlak het goede, het rechtmatige en het ware te herkennen. (…) Mocht de duivel de maatschappelijke orde inrichten, hij had het niet sluwer aan boord kunnen leggen.') (p. 55)

Aldus het vernietigende oordeel van Simone Weil (1909-1943) over het feit dat politieke partijen het beeld- en besluitvormingsproces in de moderne samenleving bepalen. Zij bepleitte in dit postuum uitgegeven geschrift een radicaal verbod voor alle politieke partijen, en zelfs voor elke maatschappelijke kiem die zich tot zo'n partij zou kunnen ontwikkelen:

'La suppression des partis serait du bien presque pur. Elle est éminemment légitime en principe et ne paraît susceptible pratiquement que de bons effets. (…) Toutes les fois qu'un milieu tenterait de se cristalliser en donnant un caractère défini à la qualité de membre, il y aurait répression pénale quand le fait serait établi.' ('De afschaffing van de politieke partijen zou bijna zuiver goed zijn en volkomen gewettigd, en er vallen bijna uitsluitend goede effecten te verwachten van zo'n verbod. (…) Telkens wanneer men in een bepaald maatschappelijk midden een structuur met een soort partijlidmaatschap poogt te vormen, zou dit na vaststelling strafrechtelijk worden onderdrukt.') (p. 61-65)

Simone Weil heeft icoonstatus en het is dus begrijpelijk dat haar schotschrift betreffende de schadelijkheid en schandelijkheid der politieke partijen gedurende de laatste decennia discreet buiten de schijnwerpers is gehouden. Maar nu is de tekst toch opnieuw in boekvorm uitgebracht, met twee commentaren erbij, van respectievelijk André Breton en Alain. Ik kan al meteen zeggen dat ik Weil niet volg wanneer zij stelt dat politieke partijen buiten de wet moeten worden gesteld. Maar ik onderschrijf wél haar betoog dat deze organisaties maatschappelijk zeer schadelijk zijn en ik geloof ook dat er manieren moeten worden gezocht om de schade te beperken. Tien jaar geleden zou ik nog een stuk positiever gedacht hebben over het particratisch bedrijf; maar met de jaren leert men bij.

 

Wij leven niet in een democratie

Een van de uitgangspunten van Simone Weil luidt dat wij niet leven in een democratie: 'Nous n'avons jamais rien connu qui ressemble même de loin à une démocratie. Dans ce que nous nommons de ce nom, jamais le peuple n'a l'occasion ni le moyen d'exprimer un avis sur aucun problème de la vie publique.' ('Wij hebben nooit iets gekend dat ook maar van verre op een democratie leek. In het systeem dat democratie wordt genoemd heeft het volk zich nooit over een maatschappelijke kwestie kunnen uitspreken.') (p. 33) Simone Weil vindt democratie ook geen doel op zich. Echt nastrevenswaardig zijn volgens haar de waarheid en de gerechtigheid, en democratie is gerechtvaardigd in de mate dat door democratische besluitvorming dit diepere doel wordt gediend. 'Le véritable esprit de 1789 consiste à penser, non pas qu'une chose est juste parce que le peuple la veut, mais qu'à certaines conditions le vouloir du peuple a plus de chances qu'aucun autre vouloir d'être conforme à la justice.' ('De echte geest van 1789 leidt tot de gedachte, niet dat iets rechtmatig is omdat het volk dat wil, maar dat onder bepaalde voorwaarden het volk de meeste kans maakt om het rechtmatige te willen.’) (p. 29)

Simone Weil noemt meer bepaald twee voorwaarden. De eerste luidt dat de besluitvorming niet mag neerkomen op de manifestatie van een collectieve drift of emotie ('… une [condition] est qu'au moment où le peuple prend conscience d'un de ses vouloirs et l'exprime, il n'y ait aucune espèce de passion collective.' ('… één voorwaarde luidt dat geen collectieve passie meespeelt wanneer het volk zich bewust wordt van een doelstelling en deze tot uitdrukking brengt.') (p. 30) En dan: 'La seconde condition est que le peuple ait à exprimer son vouloir à l'égard des problèmes de la vie publique, et non pas à faire seulement un choix de personnes. Encore moins un choix de collectivités irresponsables. Car la volonté générale est sans aucune relation avec un tel choix.' ('De tweede voorwaarde luidt dat het volk zijn wil kan uitspreken over welbepaalde maatschappelijke aangelegenheden, en niet enkel over een keuze tussen personen, en nog veel minder over een keuze tussen collectiviteiten die geen verantwoording afleggen. Want met dat laatste heeft de volkswil niets te maken.') (p. 32)

Met andere woorden: de zinvolheid en kwaliteit van de democratie staat of valt met de kwaliteit van het aan de besluitvorming voorafgaande debat (dat zakelijk moet zijn en niet mag drijven op passie) en met de aanwezigheid van de mogelijkheid tot directe besluitvorming door de burgers – een 'vertegenwoordigende democratie' is helemaal geen democratie. Ik zal de laatste zijn om Weil op deze punten tegen te spreken. In mijn eigen woorden: democratie is slechts mogelijk in de mate waarin er sprake is van een democratische cultuur (wat, terloops gezegd, ook betekent dat 'multiculturaliteit' en democratie niet compatibel zijn) en democratie vooronderstelt dat het volk zich desgewenst over iedere afzonderlijke aangelegenheid direct en bindend kan uitspreken.

 

Bezwaar

Wat is het bezwaar van Simone Weil tegen de politieke partijen? De kern van haar overweging is de volgende. Politieke partijen worden per definitie gekenmerkt door twee eigenschappen: (1) zij staan voor een collectief 'ideeëngoed' of 'programma', en (2) zij zijn behept met een streven naar toenemende invloed en macht. Zonder 'programma' is er geen partij, en zonder machtsstreven – in beginsel gericht op de uitvoering van dat 'programma' – is er al evenmin een partij. Daar krijgt niemand een speld tussen. Maar het gevolg is dat partijleden en partijaanhangers onder permanente druk staan om het individuele denken en het persoonlijke oordeelsvermogen en geweten uit te leveren aan de partij. Weil stelt het radicaal: ofwel streeft men compromisloos en naar best vermogen de waarheid en de gerechtigheid na, en dan kan men zich niet aligneren op een of andere collectieve partijlijn, ofwel kiest men voor de partij, maar dan is dat ten koste van het primaat van waarheid en gerechtigheid:

'On ne peut servir Dieu et Mammon. Si on a un critère du bien autre que le bien, on perd la notion du bien. Dès lors que la croissance du parti constitue un critère du bien, il s'ensuit inévitablement une pression collective du parti sur les pensées des hommes. Cette pression s'exerce en fait. Elle s'étale publiquement. Elle est avouée, proclamée. Cela nous ferait horreur si l'accoutumance ne nous avait pas tellement endurcis. Les partis sont des organismes publiquement, officiellement constitués de manière à ruer dans les âmes le sens de la vérité et de la justice. (…) Supposons un membre d'un parti – député, candidat à la députation, ou simplement militant – qui prenne en public l'engagement que voici: "Toutes les fois que j'examinerai n'importe quel problème politique ou social, je m'engage à oublier absolument le fait que je suis membre de tel groupe, et à me préoccuper exclusivement de discerner le bien public et la justice." Ce langage serait très mal accueilli. Les siens et même beaucoup d'autres l'accuseraient de trahison. Les moins hostiles diraient: "Pourquoi alors a-t-il adhéré à un parti?" avouant ainsi naïvement qu'en entrant dans un parti on renonce à chercher uniquement le bien public et la justice.'

('Men kan niet God dienen en Mammon. Wie als criterium voor het goede iets anders hanteert dan het goede, verliest het goede uit het oog. Zodra de groei van de partij een criterium is voor het goede, ontstaat er onvermijdelijk een collectieve partijdruk op de individuele denkactiviteit. Die druk is een harde realiteit. Iedereen kan zijn effecten bemerken. Het bestaan van die druk wordt toegegeven en zelfs toegejuicht. We zouden daarvan griezelen mochten we niet door gewenning ongevoelig zijn geworden. Politieke partijen zijn organismen die openlijk en officieel gericht zijn op de uitroeiing van de zin voor waarheid en gerechtigheid in de mensenziel. (...) Veronderstel dat een partijlid, een verkozene of een verkiezingskandidaat of een gewoon militant, openlijk het volgende voornemen zou uitspreken: "Telkens wanneer ik een politiek of sociaal probleem moet beoordelen, zal ik volledig vergeten van welke groep ik lid ben, om me uitsluitend te richten op de vraag naar het goede en het rechtmatige." Zo'n uitspraak zou hoogst onwelkom zijn. Medestanders en zelfs veel buitenstaanders zouden van verraad gewagen. De minst vijandigen zouden zeggen: "Waarom is hij dan lid geworden van een partij?", aldus naïefweg erkennend dat de intrede in een partij betekent dat men afziet van het voornemen om uitsluitend het goede en het rechtmatige na te streven.') (p. 42-44)
 


Mammon, demoon van de hebzucht
 

Deze zinnen schetsen met zeldzame duidelijkheid de principieel boosaardige natuur van alle particratie. Simone Weil trekt hieruit dan ook het consequente besluit: '… si l'appartenance à un parti contraint toujours, en tout cas, au mensonge, l'existence des partis est absolument, inconditionnellement un mal.' ('Indien partijlidmaatschap altijd en in alle gevallen aanzet tot leugen, dan is het bestaan van partijen een volstrekt en onvoorwaardelijk kwaad.') (p. 48) Weil duidt hier met zeldzame helderheid de herkomst aan van het gezonde antipolitieke gevoel van de volksmens (de heersende kaste spreekt natuurlijk huiverend over het spook van de 'antipolitiek').

 

'Partij-denken'

Weil klaagt ook terecht aan dat het partij-denken, dit wil zeggen het innemen van posities pro of contra zonder authentiek onderzoek of daadwerkelijke denkarbeid, de hele samenleving heeft aangetast. Zij schrijft deze tendens toe aan de particratie: 'Presque partout – et même souvent pour des problèmes purement techniques – l'opération de prendre parti, de prendre position pour ou contre, s'est substituée à l'opération de la pensée. C'est là une lèpre qui a pris origine dans les milieux politiques, et s'est étendue, à travers tout le pays, presque à la totalité de la pensée. Il est douteux qu'on puisse remédier à cette lèpre, qui nous tue, sans commencer par la suppression des partis politiques.' ('Bijna overal – en vaak zelfs om louter technische redenen – heeft de operatie om partij te kiezen, om stelling voor of tegen in te nemen, de plaats ingenomen van de operatie van de gedachte. Dat is een melaatsheid die ontstaan is in de politieke middens, en die zich heeft uitgebreid, in het hele land, tot nagenoeg de totaliteit van de gedachte. Het is twijfelachtig of deze melaatsheid, die ons doodt, verholpen kan worden zonder eerst de politieke partijen af te schaffen.') (p. 69-70) De richting van de causale pijl die Weil hier schetst (politieke partijen → maatschappelijke gedachteloosheid) is volgens mij onbewezen. Het is eerder de kwaal van de gedachteloosheid die de opkomst van de particratie mogelijk heeft gemaakt (waarna de particratie natuurlijk die gedachteloosheid gaat cultiveren en onderhouden).

Ik geloof dan ook dat de opdracht waar de mensheid voor staat, de ontwikkeling van een democratische cultuur gebaseerd op individueel en autonoom denken, absoluut niet gerealiseerd kan worden, zelfs niet ten dele, door het uitvaardigen van het soort verbodsbepalingen dat Weil voorstelt. André Breton merkte hierover op: 'Il va sans dire qu'une telle suppression (c'est pourquoi je préfère l'expression "mise au ban") ne saurait sans dénaturation absolue résulter d'un coup de force: elle ne peut se concevoir qu'au terme d'une assez longue entreprise de désabusement collectif.' ('Het spreekt vanzelf dat zo'n verbod (ik zou eerder gewagen van "uitbanning") op straffe van totale ontaarding niet het resultaat kan zijn van een machtsgreep. Men kan hier enkel denken in termen van een proces van gezamenlijke innerlijke ontvoogding op langere termijn.') (p. 20) Het komt erop aan om te ijveren voor maatregelen die de particratie buitenspel zetten, en in de mate dat de burgers erin slagen om op dit vlak de nodige beeldvormings- en wilskracht aan de dag te leggen, zullen zij ook de kracht hebben ontwikkeld om als alternatief voor de particratie een daadwerkelijke democratie te laten functioneren.

Welke maatregelen komen in aanmerking? Naast de invoering van direct-democratische besluitvorming, door Weil terecht vermeld als een definiërend kenmerk van de democratie, dient vooreerst nagedacht te worden over technieken om alle vormen van volksvertegenwoordiging buiten de greep van de partijhoofdkwartieren te krijgen. Er bestaan ter zake heel wat denkpistes, van 'term limits' (een ideaal dat Agalev in zijn vroege jaren huldigde, maar waaraan die partij onder druk van zijn verkozenen nadien verzaakte) en totaal stemgeheim voor de volksvertegenwoordigers (een jaar of tien geleden op een blauwe maandag voorgesteld door Pieter De Crem), tot de aanduiding van de vertegenwoordigers door een of andere vorm van loting (ongeveer zoals men een volksjury voor een assisenproces samenstelt). Het gaat over stappen die van nature door de particratie zullen worden tegengewerkt, en die dan ook enkel haalbaar zullen zijn in de mate dat de burgers bewustzijn hebben ontwikkeld omtrent de schadelijkheid en schandelijkheid van het partijbedrijf, en bereidheid hebben ontwikkeld om te ijveren voor een democratisch alternatief.

 

Beperking van de democratie?

Parallel hiermee, en zo mogelijk nog belangrijker, dient ook het beeld te worden scherpgesteld betreffende de levensdomeinen waarop democratische besluitvorming überhaupt van toepassing kan zijn. In wettelijk opzicht kan op dit gebied geen enkele beperking worden geduld. Een democratie die niet, uit wettelijk oogpunt, tot gelijk welke beslissing kan komen op gelijk welk domein, is geen democratie meer, omdat in zo'n systeem de burgers niet meer soeverein zijn. Een democratie die niet over de principiële mogelijkheid beschikt om zichzelf te vernietigen, kan niet democratisch functioneren, net zomin als een mens aan wie iedere principiële en praktische mogelijkheid tot zelfmoord is ontnomen, door de hiertoe opgelegde beperkingen nog een menswaardig leven kan leiden. Een democratie kan maar democratisch werken in de mate dat een democratische cultuur voorhanden is, net zoals een mens slechts mens kan zijn in de mate dat hij met levenswil is begiftigd.

Die democratische cultuur moet dus worden ontwikkeld en worden gewild, en een essentieel element van die cultuur bestaat precies hierin, dat er ideeën worden ontwikkeld en verspreid over de reikwijdte en dito beperkingen van de democratie. Zo zal ongetwijfeld de tijd ooit aanbreken waarin mensen met onthutsing zullen terugblikken op het huidige tijdsgewricht, waarin een politieke kaste meende in naam van een zogenaamde 'democratie' de burgers in alle mogelijke opzichten te mogen opvoeden. Een authentieke democratie kan daarentegen nooit tot enige opvoedende actie jegens haar burgers overgaan, omdat de democratische staat de emanatie is van de burgers, en niet omgekeerd. Het zijn de burgers die moeten bepalen welke staat ze willen, en niet de staat die moet bepalen welk soort burgers wenselijk kan worden geacht. Opvoeding van de burgers kan nooit ofte nimmer een taak zijn voor een democratische staat en zolang de praktijk van de staatsopvoeding plaatsvindt, is er van enige democratie geen sprake.

Zo zijn er meer levensdomeinen waar democratische besluitvorming ongepast en contradictorisch blijkt. In de mate dat de inzichten worden ontwikkeld en verspreid omtrent de noodzakelijke zelfbeperking die een democratie zichzelf moet opleggen (niet in juridische maar in culturele zin), zal de democratische cultuur gestalte aannemen en zal het democratisch ideaal dichterbij komen. En tegelijk zullen de politieke partijen, die bemoeizuchtige parasieten op het maatschappelijk organisme, meer en meer ineenschrompelen om ten slotte, in overeenstemming met de grootse droom van Simone Weil, roemloos te verzwinden.

 

Geschreven door Jos Verhulst

Doneer nu