Leven wij in een democratie?

Geschreven door Marc Vanvelk op 14-08-2024
De drang naar democratie is de sterkste kracht in het openbare leven en manifesteert zich als een fundamenteel onderdeel van de menselijke ontwikkeling. En toch is echte democratie, waarbij mensen zichzelf besturen, nog steeds niet volledig gerealiseerd. Hoe komt dit en wat kunnen we er aan doen?

 

De neiging naar democratie is sinds de vijftiende eeuw zichtbaar in de ontwikkeling van de Europese mensheid. Deze drang naar democratie is de sterkste kracht in het openbare leven en manifesteert zich als een fundamenteel onderdeel van de menselijke ontwikkeling. Mensen worden steeds mondiger, en deze evolutie is onomkeerbaar. Toch is echte democratie, waarbij mensen zichzelf besturen, nog steeds niet volledig gerealiseerd. We kennen allemaal het gevoel: we kiezen onze "vertegenwoordigers", maar uiteindelijk hebben we geen echte invloed op het beleid. "Ze" doen wat ze willen, ongeacht of we applaudiseren of "boe" roepen vanaf de zijlijn.

De toeschouwersdemocratie

In de historische ontwikkeling van het politieke gezag was het in Europa de Franse Revolutie die de institutionalisering van de volkssoevereiniteit bracht ten nadele van de monarchie. Maar in het machtsvacuüm dat toen (Amerikaanse en Franse revolutie) ontstond, kwam de macht in handen van een elite en verscheen de politieke representant. Deze werd aanvankelijk verkozen door een beperkte groep mensen (cijnskiesstelsel, de aristocratische representatie) en de "representatieve democratie" was geboren. Op de keper beschouwd is dit een constructie die ontworpen werd om de bevolking van echte macht weg te houden. Het bevordert het proces waarbij ons recht op zelfbestuur - mèt onze instemming - wordt afgenomen. In ons huidige verkiezingssysteem wordt de macht overgedragen aan "vertegenwoordigers", zodat deze uit de handen van het volk blijft. De geschiedenis van de democratie is ook de geschiedenis van steeds creatievere pogingen van elites om de invloed van een, verondersteld onbekwame, meerderheid in te perken.

In de zogenaamde "liberale" maatschappij wordt het begrip "vrijheid" overgedragen aan kapitalistische machtsstructuren, waardoor het liberalisme zichzelf kon ontwikkelen tot een "liberale democratie." Elitisme en sociaal Darwinisme zijn intrinsiek verbonden met het liberalisme. Binnen dit gedachtegoed was een burger iemand die eigendom bezat; mensen zonder eigendom werden uitgesloten van burgerrechten. Alleen degenen die economisch onafhankelijk waren, konden zich een onafhankelijke mening veroorloven. Daarom werd in de vroege liberale grondwetten het kiesrecht beperkt tot de bezittende klasse, waarbij het liberalisme de voorkeur gaf aan een cijnskiesrecht. Dit systeem koppelde stemrecht, de invloed van de stem en de mogelijkheid om een politiek ambt te bekleden aan het bezit van eigendom en vermogen, en bepaalde het stemrecht op basis van de hoeveelheid betaalde belasting.

Het liberalisme heeft altijd een uitgesproken anti democratisch sentiment in zich gedragen, waarbij het de afkeer van democratie en de bijbehorende minachting voor de massa uit de oudheid heeft overgenomen. Dit sentiment werd gecombineerd met een elitisme dat gebaseerd was op opvoeding en eigendom, en dat de aanspraak op macht probeerde te rechtvaardigen door de nadruk te leggen op individuele prestaties. Met de overgang van feodalisme naar kapitalisme werden de traditionele machtsbases zoals afkomst, geërfde rijkdom, of historische machtssituaties steeds meer vervangen door machts claims die gebaseerd waren op individuele "prestaties." Dit leidde tot de opkomst van een nieuwe ideologie: de meritocratie. Deze ideologie stelde dat macht legitiem was voor degenen die door hun prestaties blijk gaven van verdienste. Binnen het kapitalisme hield individuele prestatie in het bijzonder in dat men de verdienste had om de middelen te verwerven waarmee kapitaal kon worden vergaard. (= Darwinisme: de macht van de sterkste/slimste/sluwste).

Het belangrijkste grondwettelijke mechanisme om de politieke invloed van het volk effectief te beperken, is het concept van de "representatieve democratie". Enerzijds moest dit mechanisme tegemoetkomen aan de groeiende behoefte van het volk aan zelfbestuur. Tegelijkertijd fungeerde het als een middel om de bevolking buiten de daadwerkelijke politiek te houden, zodat een oligarchie van de bezittende klasse aan de macht kon blijven. Dit gebeurde met de steun van de massa via verkiezingen, waarbij het volk wel mocht stemmen maar geen echte politieke invloed kreeg. Dit vereiste een "herdefinitie van democratie" die de werkelijke aard van een elitaire, op verkiezingen gebaseerde oligarchie zou verhullen.

Het machts strategische doel van een dergelijke herdefiniëring was vanaf het begin duidelijk. Er is niets vreemder dan te geloven dat een volk zichzelf regeert door fysieke personen voor de regering te kiezen. Door vertegenwoordigers te kiezen, vervullen de kiezers eerder een compleet contract van onderwerping dan dat ze daadwerkelijk zelfbestuur uitoefenen. Zodra de kiezers hun vertegenwoordiger hebben gekozen, dat wil zeggen zichzelf hebben onderworpen, hebben ze geen aandeel meer in het beleid. Alleen misleiding en bedrog kunnen het idee in stand houden dat een burger, door zijn stem uit te brengen voor de verkiezing van een vertegenwoordiger in het wetgevende machtsorgaan, ook via hem zijn stem uitbrengt voor het stemmen van de wetten. Alsof hij zichzelf zijn wetten gaf en zijn voorwaarden oplegde. Die stem was, strikt genomen, niets anders dan zijn instemming met het contract van onderwerping dat de kiezers sloten met de gekozen personen.

Deze herdefiniëring is zodanig van aard dat het conceptueel de indruk van politieke zelfbeschikking behoudt, terwijl tegelijkertijd de oorspronkelijke betekenis van de term "democratie" op een subtiele manier wordt vervormd. Hierdoor betekent "democratie" niet langer politieke zelfbeschikking van het volk, maar eerder heteronomie of heerschappij door politiek-economische elites. Tegenwoordig gebeurt dit via de partijen waar wordt bepaald aan de hand van “verdienste” wie op een verkiesbare plaats komt, d.w.z. wie mag of kan verkozen worden; zij bepalen het beleid.

Door deze herdefiniëring werd het begrip democratie, dat “heerschappij van het volk” betekent, gecorrumpeerd. In de praktijk werden we een “toeschouwer” van de democratie.

Maar de drang naar democratie is niet te stuiten, de mensen worden steeds mondiger en het morele gezag komt, in de lijn van de menselijke evolutie, meer en meer bij het individu te liggen. Deze evolutie heeft drastische gevolgen voor onze politieke organisatie. De vraag die de hervormingen van onze instellingen dient op te lossen is: waar bevindt zich de macht?

In een echte democratie is er geen macht of autoriteit boven de burgers. Dit blijkt, eigenaardig genoeg, een revolutionaire gedachte. Het basisbeginsel van democratie kan niet langer de indirecte representatie zijn. De kans dat burgers, en al zeker ‘de mondige burgers’, zich niet of amper gerepresenteerd voelen, is groot en reëel. Als democratie uitsluitend bestaat uit indirecte representatie, dan bouw je frustraties op. Het startpunt van onze democratie –en dus ook van onze politieke instellingen– dient de representatie te zijn waarbij je jezelf vertegenwoordigt: de zelfrepresentatie *. In een moderne democratie hoort het te zijn dat het volk besluiten neemt over het bestuur van het land door middel van directe democratische besluiten.

Alle leden van een gemeenschap hebben het recht om, als individu en als burger, mee te bouwen aan de samenleving. In een ware democratie zijn de mensen deelnemer aan de democratie; zij vertegenwoordigen zichzelf en beslissen mee bij de politieke besluitvorming.

Gelijkheid

De zaken van de staat moeten worden beheerd door de samenwerking en het gezamenlijke oordeel van alle mondige mensen, die in deze samenwerking als gelijken worden beschouwd. Ieder staat voor de ander als gelijke, zowel in zijn oordeel als in de bijdrage die hij levert aan het sociale leven, en ook in wat hij van dit sociale leven mag verwachten. In een echte democratie kan ieder van ons deelnemen aan het beleid, in plaats van slechts een consument ervan te zijn. De stem van iedere mondige burger heeft dan ook gelijke waarde. Democratie streeft ernaar deze politieke gelijkheid te verwezenlijken. In de louter representatieve democratie wordt het gelijkheidsbeginsel echter zwaar geschonden; een ‘verkozen’ elite heeft de macht.

Democratie is gebaseerd op het gelijkheidsideaal. Het geeft individuele burgers voldoende macht en controle over hun leven om zich te beschermen tegen heerschappij van enkelen. Bij echte politieke gelijkheid worden burgers dus medescheppers van de gedeelde wereld. De stem van iedere mondige burger heeft dus gelijke waarde.

Deze gelijkheid betreft het individu: ieder van ons draagt een moreel kompas in zich. De gelijkheid betreft ook de samenleving: het doel van democratie is immers dat elke mens mee vorm kan geven aan de samenleving. Dit doet hij door met de eigen morele inzichten af te wegen wat goed of minder goed is voor de samenleving, voor zichzelf.

Maar onze representatieve democratie maakt het institutioneel inzetten van individueel moreel inzicht voor maatschappelijke doeleinden onmogelijk. De “kiezer” heeft zijn moreel vermogen afgestaan. En ‘die van boven’, de elite, willen dit liever zo houden. Dat zorgt vroeg of laat gegarandeerd voor fricties.

De lakmoesproef voor democratie is de vraag of onze structuren, instellingen, processen… plaats geven aan het moreel vermogen van elke burger.

Actief burgerschap

Er is een opzettelijke scheidingsmuur opgetrokken tussen politici en burgers. Het afbreken van deze muur en het opbouwen van een democratie waarin zelfrepresentatie centraal staat, zal niet door de Belgische elite worden gedaan. Dat zullen we zelf moeten doen.

Zelfrepresentatie en zelfbestuur kunnen worden gerealiseerd via Referenda op volksinitiatief.
Het referendum op volksinitiatief is een systeem waarmee burgers nieuwe wetten kunnen aannemen, aanpassen of schrappen. Hierdoor komt de macht uiteindelijk in de handen van de burgers, die het laatste woord hebben. Ze zijn niet langer onderworpen aan hun “verkozen” vertegenwoordigers.

Zoals gezegd is het concept van de "representatieve democratie" het belangrijkste grondwettelijke mechanisme om de politieke invloed van het volk effectief te beperken. Zo staat het ook in onze grondwet: ‘Alle machten gaan uit van de NATIE. Zij worden uitgeoefend op de wijze door de grondwet bepaald.’ Wie is die natie dan? Dit staat verder in Art. 42 uitgelegd: “De leden van beide kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen”. Met andere woorden, de macht wordt niet uitgeoefend door de gelijkwaardige burgers, maar door de leden van de kamer waarvan we ondertussen weten dat de “verkozenen” partijsoldaten zijn.

Om referenda mogelijk te maken moet dus artikel 33 van de Belgische Grondwet worden aangepast; ‘Alle machten gaan uit van de NATIE’ moet worden gewijzigd in: ‘Alle machten gaan uit van het Belgische VOLK (Burgers). Zij oefent haar soevereiniteit uit via haar vertegenwoordigers en d.m.v. het Bindend Referendum op Volksinitiatief.' Ook nog andere artikels dienen nog te worden gewijzigd: Zie: https://www.meerdemocratie.be/het-referendum-de-grondwet

We moeten dus in actie schieten. Democratie is niet je stem weggeven zodat een ander het beleid bepaalt. Nee, het volk zelf heerst en bepaalt het beleid.

Beste medeburger, doe met ons mee en teken de petitie om de Belgische Grondwet aan te passen om bindende referenda in ons land mogelijk te maken.

https://www.meerdemocratie.be/hoe-deelnemen-aan-ons-project-grondwetswijziging

https://dekamer.mijnopinie.belgium.be/initiatives/i-988?locale=nl

Als mensen ervaren dat ze via referenda daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen op de vormgeving van hun gemeenschap, zal het democratisch bewustzijn in brede lagen van de bevolking groeien en sterker worden. De mensen zullen meer en meer actief deelnemen aan het beleid en de smaak van actief burgerschap te pakken krijgen.

Actief burgerschap betekent op maatschappelijk vlak vrijwillig samenwerken. Het is beter om vrijwillig samen te werken dan - onder de autoriteit van een “overheid” - verplicht samen te werken. Een verplichting zal nooit goed werken en er ontstaan verliezen voor de samenleving in plaats van winsten. Mensen die een zeker dwang ervaren presteren op de langere termijn minder goed dan degenen die vrijwillig taken op zich nemen. Bij autoriteit beginnen mensen zich te verzetten, te saboteren, de kantjes eraf lopen, tot crimineel gedrag. Autoriteit heeft een rechtstreeks verband met de misdaadcijfers, verslaving, dissociatie en meer van de maatschappelijke ongewenste verschijnselen. Een autoritaire samenleving is in feite op een of andere manier ziek. De sociale ziektes die nu meer en meer optreden hebben rechtstreeks verband met subtiele autoriteit; het beter weten, beslissen voor de ander, de ander als niet volwaardig en gelijke beschouwen.

* Met dank aan Pieter Vereertbrugghen voor de aangereikte inzichten

 

Marc Vanvelk, Bestuurslid Meer Democratie vzw

Doneer nu